In 1930 wordt een Tartaars dorp binnengevallen door de communisten. Ook Zulajka wordt op transport gesteld naar Siberië, nadat haar man, die haar onderdrukte, is doodgeschoten. De erbarmelijke treinreis in de veewagon duurt een halfjaar, en uiteindelijk belanden enkelen op een stuk tajga waar ze zelf moeten zien te overleven. Zulajka weet zich staande te houden, dankzij een krankzinnige Duitse arts, die haar helpt bij de bevalling van haar zoon, en Ignatov, de moordenaar van haar man op wie ze verliefd wordt. Maar het is vooral haar eigen ontwikkeling die haar sterk maakt, en ervoor zorgt dat ze in 1946 haar zoon kan uitzwaaien die op reis gaat, een beter leven tegemoet. Guzel Jachina schrijft in een heldere en geserreerde stijl, en baseerde zich op het ware verhaal van haar grootmoeder.