Dingen beginnen te bewegen. Revolverschoten weerklinken. Iemand krijgt kanker. We staan erbij en we kijken ernaar, 'begrijpen wisselde nog eens van kamp'. De natuur heeft een eigen wil. Het lichaam komt in opstand, want de ziel heeft zus nodig: een kransslagader die leven en energie door ons lijf stuwt. Leven en energie, liefde, 'nobel bloed / wind / bomen / lawaai / een huis // het hield allemaal op vanzelfsprekend te zijn // want zus wierp zich buiten haar limieten'. Met verrassende beeldspraak en vervlochten verzen orkestreert de dichter wat normaal alleen in muziek lukt: het gevoel dat alles samenvalt in dat ene aarzelende moment, hier en nu, 'een groot machtig alles in een minuscuul dingetje van niets'.