De zestienjarige Anna observeert de gebeurtenissen rond twee bevriende families in een Italiaanse provinciestad ten tijde van het fascisme, vlak voor en na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Kleine gebeurtenissen en alledaagse emoties staan centraal, wat zorgt voor een schrijnend beeld van de situatie waarin de families zich bevinden. Onder de personages ontstaat een groeiend gevoel van eenzaamheid en isolement omdat geen van hen in staat is werkelijk met een ander te communiceren.
Als terloops wordt een historisch beeld van Italië geschetst: de groeiende intolerantie van het fascisme, het toenemende cynisme van de mensen, het antifascisme dat zich organiseert tot een gewapende verzetsbeweging. Door de ogen van Anna, met haar jeugdige eenvoud, rijgen de zinnen zich aaneen en vormen een geraffineerd web van intriges en emoties.