In 1963 maakt Andy Warhol een roadtrip van New York naar L.A., over Route 66. Warhol, als dromerig kind al gefascineerd door filmsterren, is door Dennis Hopper uitgenodigd voor een Hollywood-feestje. Hij staat op het punt om door te breken – het was de periode van de Campbell-soepblikken en de Marilyn Monroe-zeefdrukken – en tijdens zijn reis wordt Warhol geïnspireerd door de vele billboards met reclame in felle kleuren. In L.A. ontmoet hij Peter Fonda, Marcel Duchamp, Elizabeth Taylor, Elvis Presley en Frank Sinatra; onderweg ziet hij rednecks, kunstenaars, dichters en hippies. Stuk voor stuk maken ze een onuit-wisbare indruk op hem.
De trip markeert de overgang van Warhols status als marginaal kunstenaar naar zijn nieuwe rol als koning van de pop art. Kortom: als de Andy Warhol zoals we hem nu kennen.
Deborah Davis schreef met Andy Warhols roadtrip zowel een prachtig portret van de kunstenaar vlak voor zijn doorbraak, als een verhelderend beeld van het Amerika van de jaren zestig: het tijdperk waarin moderne kunst radicaal veranderde.