Toch verwerven sommigen van hen al zoiets als stardom. Wanneer Norma, 'Polly' Todd, die in een reeks van korte films te zien was geweest, wordt vermoord is dat voorpaginanieuws. William Stevens, ambitieus reporter van een lokale krant, had haar kort voor haar dood nog een interview afgenomen, en is nieuwsgierig naar de toedracht van de moord. De politie heeft de vermoedelijke dader al onmiddellijk op het oog, want toen Norma dood, naakt op bed, werd gevonden, bleek er zich een doofstomme jongen in een kast van haar slaapkamer te bevinden. Waar hij vandaan kwam, wat zijn motief was, bleef in nevelen gehuld, het enige wat men achterhaalde was dat hij Boy werd genoemd. De jury vond in zijn aanwezigheid op de plek des onheils voldoende reden hem als de dader te veroordelen.
Door zijn hardnekkige speurtocht en geholpen door een vroegere vriendin van Norma, de filmpianiste Amy, ontdekt de verslaggever stukje bij beetje de ware achtergronden, komt hij erachter wie Boy in werkelijkheid was en brengt zijn onderzoek hem uiteindelijk in Montauk, waar hij op een verrassend gegeven stuit.
Meer nog dan een zeer onderhoudend verhaal van een moordmysterie is Boy een roman over de intensiteit van de waarneming, van het zintuiglijk bestaan. Een intensiteit, die verhoogd wordt wanneer een van de zintuigen uitvalt en de toegang tot de werkelijkheid door andere moet worden overgenomen. In de stomme film komt het aan op een zeer gedramatiseerde gestiek van de acteurs. De doofstomme Boy ontwikkelt een beeldtaal die stom is voor onze waarnemingsconventies en de blind wordende herbergier in Montauk blijkt een gehoor te hebben ontwikkeld dat de meest minieme draaiingen van de wind weet te registreren.
Zo is Boy vooral ook een roman over de betekenis van film en een ode aan het onbetekenende detail, dat in geen verhaal past, maar toch voor het vergeten moet worden behoed.