'Ik reken,' aldus uitgever Geert van Oorschot in 1985 op de radio, 'het Dagboek van Max de Jong met De avonden van Van het Reve en Bij nader inzien van Voskuil tot de drie grote monumenten van de literatuur omstreeks het midden van de eeuw.'
Max de Jong hield vanaf 1947 tot 1951 een dagboek bij. Het is het verslag van een letterkundige die verstrikt raakt in zijn ambities, zijn armoede, zijn eenzaamheid en zijn gezondheid. Onbedoeld geeft het bovendien een indringend beeld van het Amsterdam van vlak na de Tweede Wereldoorlog en van het opkrabbelen van literair Amsterdam. Getuige een korte schriftelijke verklaring zag hij dit niet voor publicatie bestemd.
Deze wens werd door zijn zuster en enige rechtstreekse erfgenaam gerespecteerd.
Niettemin moet in De Jongs vriendenkring een kopie van het handschrift hebben gecirculeerd, want al vroeg bestond er een getypte weergave van. In 1990 verscheen in een kleine oplage een roofdruk van de complete tekst. Het was daarmee een boek voor een inner circle geworden, hetgeen menig rechtgeaarde belangstellende een doorn in het oog was. Het bleef een van de meest besproken en minst gelezen literaire documenten uit de naoorlogse literaire geschiedenis.
De zuster van Max de Jong overleed in 2013. Na rijp beraad hebben haar kinderen nu besloten het dagboek van hun oom vrij te geven voor publicatie.
De bezorging is in handen van literair historica Marsha Keja, die in 2014 tevens Heet van de naald en andere gedichten bezorgde.
'Ik verslind zijn regels, ik sta perplex van de herkenning.'
L.H. Wiener in 1971 over een fragment uit De Jongs dagboek dat in Tirade was opgenomen.