Van de stroom gasten die in een zomerseizoen een van de Waddeneilanden bezoekt leren wij er twaalf kennen. Zij hebben één ding gemeen: ze brengen hun vakantie door in een huurhuisje, op het hoogste duin, aan de Badweg, vlak bij zee. Bij vrijwel alle gasten breekt een moment aan dat ze van het eiland af willen. Maar wat er ook is gebeurd, hoe hoog de emoties ook oplaaien, wanneer de laatste boot vertrokken is zullen de gasten tot de volgende ochtend moeten wachten.
Een weduwnaar kruipt in de huid van zijn gestorven vrouw om zich een voorstelling te kunnen maken van het eenzame leven dat zij leidde. Een vrouw arriveert met haar moeder, die haar koffers pakt zodra ze hoort dat de nieuwe vriend van haar dochter een dagje overkomt. Een gescheiden vrouw, moeder van twee puberzoons, wordt aangestoken door hun erotische verwarring. Twee zusjes gaan bij het ophalen van jeugdherinneringen een stap te ver terug. Een man, net grootvader geworden, heeft op het parkeerterrein in Harlingen een ontmoeting waardoor hij zich van alle banden wil losmaken.
De avondboot brengt een paar gezichten naar Vlieland die de lezer kent uit de succesvolle roman Eilandgasten (1999).'