Mark vulde de waterkoker en schrok van de beweging die hij via het glas van de magnetron zag. Hij draaide zich met een ruk om en keek recht in het weerzinwekkende beschilderde gezicht dat voor het keukenraam verscheen. Een capuchon was over het hoofd getrokken en slierten touwerig haar markeerden het gezicht. Het haar leek bewerkt, het had wat weg van opgedroogde modder. Het gezicht vertrok geen spier en keek alleen maar. Mark hapte naar adem want dit gezicht had hij lang geleden al eens gezien, maar waar en wanneer? Hij kon niet goed nadenken, strompelde naar de keukendeur en liep naar buiten.
Als de Utrechtse rechercheurs Gerard van Dongen en Frank van der Linden midden in de nacht een melding krijgen over de vondst van een ontzield lichaam op een rotonde, treffen ze ter plekke een weerzinwekkend en bizar tafereel aan. Ze zien daar een man, vastgebonden aan een wegwijzer, met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht bij wie met kracht een pijl precies tussen zijn ogen is geschoten. Het gaat om een welgestelde ondernemer, Jan van Oostdijk.
Het is het begin van een reeks moorden, die hun sporen hebben in een ver verleden. Frank wordt met zijn eigen jeugd geconfronteerd en vindt het moeilijk, bij deze zaak, de nodige professionele afstand te bewaren. En Gerard heeft te kampen met een traumatische gebeurtenis die hem heftige nachtmerries bezorgt.
Langzamerhand wordt duidelijk wat er zich in het verleden allemaal heeft afgespeeld en hoe de ingenieuze seriemoordenaar stap voor stap een plan voor een grote wraakactie ten uitvoer brengt.