Het is het jaar 1939. Nazi-Duitsland. Het land houdt de adem in. De Dood heeft het nooit drukker gehad en het zal nog drukker worden. Het leven van Liesel Meminger verandert op slag als ze bij het graf van haar broer een voorwerp vindt dat gedeeltelijk onder de sneeuw ligt bedolven. Het is Het Doodgravershandboek, dat daar per ongeluk is achtergelaten. Zo begint een liefdesaffaire met boeken en woorden, terwijl Liesel, met behulp van haar pleegvader, leert lezen. Al spoedig steelt ze boeken uit de boekverbrandingen van de nazi's, de bibliotheek van de vrouw van de burgemeester, waar er ook maar boeken te vinden zijn. Maar dit zijn gevaarlijke tijden. Als het pleeggezin van Liesel een jood in de kelder verbergt, gaat er een wereld voor Liesel open, maar ook dicht.