De dag die nooit komt is het relaas van de zeventienjarige filmfanaat Elias. In één lange slapeloze nacht overdenkt hij de gebeurtenissen die hem in de situatie hebben gebracht waarin hij zich nu bevindt. Hij vertelt over die zomer, nu zo'n driekwart jaar geleden. Over zijn vriendin Polly, die als een engel uit de lucht is komen vallen, over zijn zusje Evi. En over de demonen in z'n hoofd. Het is een verhaal waardoor je voortdurend op het verkeerde been wordt gezet, het verrast, ontroert, en het voert je mee tot aan het ontluisterende einde. Het begint zo:
'De rode natuurlijk.'
'Waarom de rode?'
'Omdat het geen keuze is.'
'Hoezo geen keuze? Je kan toch de blauwe kiezen?'
'Da's geen keuze. Geen echte.'
We keken naar The Matrix, de sciencefictionfilm met Keanu Reeves, het eerste deel, Polly en ik, op bed, met onze rug tegen kussens, tegen de muur, op mijn kamer, juli vorig jaar. Ze had de film nog nooit gezien en ik wel een keer of vier, vijf.