Voor een Helmondse schoenmakersdochter, een Indische voormalige oorlogstolk en hun zoon – de verteller – bestaat er geen heden. Er is alleen een belast verleden: de jeugd van de moeder tijdens de Tweede Wereldoorlog in Brabant; de jeugd van de vader, die na de oorlog van Oost-Java naar Nederland vlucht; en de jeugd van de verteller die, geterroriseerd door zijn paranoïde vader, zijn tienerjaren op een internaat doorbrengt. Jarenlang zal hij zijn ouders achtervolgen met vragen over de oorlog, die ook hij als een zware last met zich meedraagt. Hun verhalen zijn spannend, hilarisch, gruwelijk, treurig en rauw. Hun onderlinge verhouding is afwijkend: ze zijn eerder tot elkaar veroordeeld dan dat ze een liefhebbende band hebben, met de herinnering als hun gezamenlijke vijand.