Amir en Hassan zijn gevoed door dezelfde min en groeien samen op in de hoofdstad van Afghanistan. Als blijk van hun verbondenheid kerft Amir hun namen in een granaatappelboom: 'Amir en Hassan, de sultans van Kabul'. Maar sultans zijn ze alleen in hun fantasie, want Amir hoort tot de bevoorrechte bevolkingsgroep en Hassan en zijn vader zijn arme Hazaren, in dienst van Amirs vader.
Bij de jaarlijkse vliegerwedstrijd in Kabul is Amir de vliegeraar, degene die het touw van de vlieger in handen heeft. Hassan is zijn hulpje, de vliegervanger. 'Voor jou doe ik alles!' roept Hassan hem toe voordat hij wegrent om de vallende vlieger uit de lucht op te vangen. Die grenzeloze loyaliteit is niet wederzijds. Wanneer er iets vreselijks gebeurt met Hassan verraadt hij zijn trouwe metgezel.
Na de Russische inval vluchten Amir en zijn vader naar de Verenigde Staten. Amir bouwt er een nieuw bestaan op, maar hij slaagt er niet in Hassan te vergeten. De ontdekking van een schokkend familiegeheim voert hem uiteindelijk terug naar Afghanistan, dat inmiddels door de Taliban is bezet. Daar wordt Amir geconfronteerd met spoken uit zijn verleden. Zijn voornemen om zijn oude schuld jegens Hassan in te lossen sleept hem tegen wil en dank mee in een huiveringwekkend avontuur.