Een jongen verbergt zich in een olijfboomgaard. Hij hoort dat de mannen uit het dorp hem zoeken en kruipt nog verder weg in zijn schuilplaats. Wanneer de stemmen wegsterven is hij helemaal alleen. Er ligt een oneindige, dorre vlakte voor hem die hij moet oversteken, verzengende hitte, honger en dorst trotserend. Midden in de nacht komt hij uitgeput aan bij het kampvuur van een oude geitenhoeder. Daar, onder de sterren, wordt een onuitgesproken vriendschap gesmeed die voor beiden van levensbelang zal blijken.Tegen deze achtergrond krijgt de jongen, onschuldig nog, de kans om te leren oordelen over goed en kwaad. Of blijft hij gebrandmerkt door het geweld waarmee hij is opgegroeid?