In dat jaar krijgt het dorp een nieuwe, jonge dominee, vol grootse plannen en nieuwe ideeën. Hij neemt de twintigjarige Astrid Hekne, een nazaat van de tweeling, aan als dienstmeisje. En in dat jaar duikt ook een vreemdeling uit Duitsland op, die gedetailleerde tekeningen van de staafkerk en haar houten versieringen begint te maken. Als Astrid beseft dat Butangen zijn kerk – en de tweelingklokken – dreigt kwijt te raken, stelt ze alles in het werk om dat te voorkomen – met noodlottige gevolgen.