In het Mississippi van de jaren 60 wordt aan zwarte vrouwen wel de opvoeding van blanke kinderen toevertrouwd, maar niet het poetsen van het tafelzilver. Drie vrouwen zijn het allesbepalende racisme meer dan zat en besluiten dat de verschillen tussen hen minder belangrijk zijn dan de overeenkomsten.
Het is 1962 en de 23-jarige Eugenia, door iedereen Skeeter genoemd, besluit een carrière als schrijfster na te jagen. Naar een onderwerp hoeft ze niet ver te zoeken, als op een dag haar vriendin Hilly vertelt over haar missie in alle huizen van blanke gezinnen een apart toilet te installeren voor de zwarte hulp. Hoe meer Hilly gebrand is op deze vorm van segregatie, hoe meer Skeeter twijfelt aan de ‘gewone’ manier van doen. Ze begint de verhalen te verzamelen van zwarte vrouwen die als hulp in de huishouding werken.
De eerste die haar verhaal aan Skeeter durft te vertellen is Aibileen. Ze heeft als hulp al zeventien blanke kinderen opgevoed, maar als haar eigen zoon Treelore verongelukt op zijn werk, kijken de blanke bazen de andere kant uit. Aibileen haalt ook haar vriendin Minny over om Skeeter in vertrouwen te nemen. Minny is al vaker ontslagen dan ze kan tellen, omdat ze haar werkgevers altijd van repliek dient.