Op een ochtend in april ontvangt Maisie een pakketje. Een kartonnen doosje met daarin een klein, wit, pluizig bolletje. Maisie houdt het bolletje even tegen haar wang. ‘Hé jij, ben je daar eindelijk?’ zegt het dan. Ook op andere plekken in de stad lopen mensen met een bolletje rond. Een blauw bolletje voor Maisies ex Florence, gegijzeld door haar eigen liefdesverdriet. Een paars bolletje voor de gepensioneerde Diek, die zijn avonden vult met internetdates. Een roze bolletje voor de werkloze Stephan, die geen voldoening meer put uit zijn relatie, niet weet wat hij met het leven aan moet. Allemaal laten ze zich door het bolletje leiden, ze luisteren naar wat het zegt, doen wat het vraagt. Ze houden van het bolletje want het bolletje kent hen, ja, het bolletje begrijpt hen – misschien wel als enige. Of lijkt dat maar zo? En waar komt het bolletje eigenlijk vandaan?