Meneer Beerta is het eerste deel van Het Bureau, een roman in zeven delen, die de menselijke verhoudingen op en rondom een wetenschappelijk instituut tussen de jaren 1957 en 1987 tot onderwerp heeft.
Hoofdpersoon is Maarten Koning, die ook in Bij nader inzien - het debuut van J.J. Voskuil uit 1963 - centraal stond. Maarten Koning ervaart de maatschappij waarin hij een plaats moet vinden als bedreigend en past zich moeilijk aan. Dat scherpt zijn blik voor zijn eigen tekortkomingen en die van zijn collega's. In zijn ogen is de wereld waarin zij leven een schijnwereld, waarin mensen hun behoefte aan aandacht, erkenning of macht verbergen achter, schijnbaar zinvolle, maar in werkelijkheid zinloze werkzaamheden. Deze verborgen behoeften van mensen die elkaar niet hebben uitgezocht maar wel dag in dag uit met elkaar moeten verkeren, zijn aanleiding tot talloze wrijvingen en spanningen, een enkele maal met een tragische afloop, maar meestal komisch.
Meneer Beerta beschrijft de jaren tussen 1957 en 1965 en eindigt met de pensionering van Beerta als directeur. Maarten heeft hem in zijn studietijd leren kennen als een beminnelijke scepticus en dat trekt hem aan. Van het geïdealiseerde beeld dat hij van hem heeft zal in de loop van het boek weinig overblijven, al verliest hij zijn sympathie niet. Tegelijkertijd is de lezer getuige van zijn vergeefse pogingen bondgenoten te zoeken in zijn afkeer van de in zijn ogen loze pretenties van de mensen waartussen hij terecht is gekomen.