De vrijheid van de burger berust op zijn fundamentele recht op geheimen. Van de staat verwacht de burger transparantie. Om de vrijheid van de burger te beschermen heeft echter ook de staat geheimen nodig. Over deze politiek-filosofische paradox gaat Het geheim van de laatste staat. Paul Frissen formuleert een cultuurkritische beschouwing van het verlangen naar transparantie dat teruggaat tot de klassieke oudheid en in de moderniteit zijn hoogtepunt vindt. In scherpe analyses laat hij zien hoe afschuwwekkend de totale transparantie is. Voor een 'kleine antropologie van het staatsgeheim' heeft de auteur gesprekken gevoerd met (voormalige) medewerkers van geheime diensten en andere betrokkenen uit het domein van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Geheimen en geheimhouding blijken onmisbaar voor de burger én voor de staat. Als de macht van de staat wordt bedreigd door duistere krachten in het verborgene is ook de vrijheid van de burger in gevaar. De staat moet zich kunnen wapenen tegen bedreiging van rechtstaat en democratie. 'Paul Frissen laat overtuigend zien dat in de verhouding tussen overheid en burger een precaire balans vereist is tussen geheimhouding en transparantie, om een optimaal gevoel van veiligheid bij burgers te creëren. Zijn boek nodigt uit tot nadenken over de vraag waar de grenzen liggen voor de eisen van transparantie aan de zijde van zowel de staat als zijn onderdanen.' - Bob de Graaff, hoogleraar inlichtingen en veiligheid aan de Nederlandse Defensie Academie en de Universiteit Utrecht