Pioniers heten zij, de ruim vijfduizend Nederlandse burgers die na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 naar het bezette oosten trokken om daar, op 'oude Germaanse bodem', een nieuw leven te beginnen. Boeren uit Groningen, vissers uit de kustprovincies, verveners uit Drenthe, zakenlieden uit de Randstad - zij allen meldden zich om mee te helpen aan de opbouw van een nieuw Europa: het Groot-Germaanse Rijk.
Wat bewoog deze mannen (en vrouwen)? Wat waren hun verwachtingen en hoe verging het hun in deze killingfields van bezet Europa, zo vlak achter het oostfront? In dit boek doorgrondt Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel hun motieven. Aan de hand van brieven, dagboeken, naoorlogse justitiedossiers en vele andere niet eerder benutte bronnen uit binnen- en buitenlandse archieven laat zij zien dat hun avontuur niet louter een nationaalsocialistisch curiosum was, maar ook past in de Nederlandse geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw, toen de toekomst van het Nederlandse imperium en de Nederlandse landbouw in het geding waren.
Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel (1965) is historica en politicologe. Ze is als universitair docent verbonden aan de afdeling Politieke Geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Van haar hand verschenen eerder Het recht van de sterkste (1999), Kamp Amersfoort (2003) en Het geval Calmeyer (2008).
Over Het recht van de sterkste (1999):
'Ik heb het boek met stijgende bewondering gelezen.' Sjoerd Faber, BMGN
Over Kamp Amersfoort (2003):
'Helder geschreven en gedegen.' De Stad Amersfoort
Over Het geval Calmeyer (2008):
'Heel zorgvuldig worden de marges die de pragmatische Calmeyer vond en gebruikte in de ingewikkelde bureaucratie van het bezettingsapparaat beschreven.' Jan Blokker, NRC