Als vlieger en als schrijver heeft de Amerikaan Richard Bach zich beter dan wie ook gerealiseerd dat de oudste droom van de mens, namelijk vliegen, nog steeds niet is verwezenlijkt. De mens kan slechts vliegen met behulp van een machine. En al zal de vlieger Bach zich volkomen één voelen met zijn vliegtuig, de schrijver Bach verplaatste zich in deze novelle toch in de beste vlieger aller tijden: de meeuw.
Hij laat zijn held, de jonge zeemeeuw Jonathan, tegen de traditie van de Grote Vlucht in, allerlei fabelachtige technieken ontwikkelen. Jonathan gaat zelfs zo ver, dat dit ten koste gaat van zijn plaats in de meeuwenmaatschappij. Na een lange worsteling weet Jonathan het vliegen te verheffen tot een aparte kunst; meer dan een middel om voedsel te bemachtigen. Hij ontdekt andere werelden en maakt zich tenslotte zelfs de mystieke macht eigen om te vliegen met de snelheid van een gedachte. Maar zoals Boeddha, reeds met een voet in het Nirwana, naar de aarde terugkeerde ter wille van een huilend kind, zo keert ook Jonathan terug naar zijn eigen maatschappij om de achtergeblevenen te laten delen in zijn geluk. Want uiteindelijk ontdekt hij het meest waardevolle van alles, iets wat meer betekent dan vliegen - maar wat ook moeilijker is: de kunst om anderen lief te hebben als jezelf.