Een verzorgingstehuis voor gehandicapten brandt tot de grond toe af. Er is slechts één overlevende: Jakob, een jongen met het syndroom van Down. Hij wordt veroordeeld voor het stichten van de brand en opgenomen in een gesloten psychiatrische inrichting. Een van zijn medegevangenen gelooft echter heilig in Jakobs onschuld en vraagt Thora Gudmundsdóttir de zaak te heropenen. Als Thora zich verdiept in de toedracht van de brand opent ze een beerput.