In een van godsdienst en plichtsgevoel doordrenkt milieu op het Vlaamse platteland, jaren ’50, komt een jongen van zes thuis met zijn eerste rapport: honderd op honderd. Die prestatie wordt de drijfveer van zijn leven: de beste zijn, altijd en overal. Maar een andere ervaring is minstens zo bepalend voor het verloop van zijn leven: hij is getuige van een verkrachting die eindigt in doodslag. Er installeert zich een trauma in zijn leven dat hem voorgoed tekent in zijn omgang met de vrouw en zijn worsteling met de seksualiteit. Lichamelijkheid en seks zijn van een duistere, verboden, lagere orde en pas als ouder wordende man komt hij via een aantal confronterende situaties en ontmoetingen in het reine met zichzelf. Deze kleine roman schetst via een ragfijn netwerk van draden tussen de wereld van het kind en die van de oude man een mensenleven van de vroege jeugd tot de dood.