In zijn inmiddels klassieke reisboek Naar het hart van Borneo beschrijft Redmond O’Hanlon zijn zoektocht naar de witte neushoorn op Borneo. Samen met dichter James Fenton reist hij over de Baleh-rivier tot diep in het hart van de jungle, op weg naar een nog niet geëxploreerde bergketen. Als de expeditie ten slotte het gebied bereikt van de befaamde Ukit-stam, worden de blanke leden van de expeditie algauw omringd door opgewonden jongeren, die weinig geïmponeerd zijn door de ouderen van de stam, en liever de laatste discodans leren.