Een dorpje rond 1900 in het oosten van het Duitse Rijk. Olga is een weeskind, Herbert de zoon van de plaatselijke landheer. Ze vallen voor elkaar, maar het eeuwenoude lied van het klassenverschil speelt hen parten, Olga is volgens Herberts ouders geen partij voor hun zoon. Maar de twee verliefden weten elkaar altijd weer te vinden, ook als Olga als onderwijzeres naar een klein stadje verhuist en Herbert zijn romantische ideeën over Rusland, Afrika en Amerika volgt en op reis gaat. Hij droomt van koloniale macht en wil net als Amundsen de poolgebieden veroveren. Maar Olga heeft haar twijfels, hij is geen doorzetter en geen gewiekste planner. De expeditie start veel te laat in het jaar en Olga hoort niets meer van haar lief. Omdat ze met hem verbonden wil blijven, schrijft ze hem 'Poste Restante, Tromsø, Noorwegen'. Iedere week een brief.
In een beeldend tableau schetst de verteller in Olga het portret van een vrouw die moet meemaken hoe niet alleen haar geliefde, maar een heel volk zicht op de realiteit verliest.
Doof geworden door het oorlogslawaai en gevlucht voor de Russen, begint Olga in een klein Duits stadje een nieuw leven. Uit de oude uniformen naait zij nieuwe kleren, en zo leert de jonge verteller Ferdinand haar kennen. Hij is gefascineerd door deze raadselachtige vrouw met haar rechtlijnige opvattingen. Wat zij te vertellen heeft, is anders dan alles wat hij tot nu toe over het leven meende te weten. Na Olga's overlijden gaat hij op zoek naar haar liefdesbrieven in Noorwegen, vindt ze bij een antiquaar en betaalt er veel te veel voor. Maar de inhoud van de brieven is nog fascinerender dan alles wat zij hem heeft verteld.