De jonge Hanno Dietz probeert vlak na de Tweede Wereldoorlog, samen met zijn moeder en zusje te overleven in het platgebombardeerde Hamburg. Stenen houwen, brandhout en oud ijzer verzamelen tussen het puin, gevonden spullen verhandelen op de zwarte markt - het is zijn dagelijks bestaan.
Maar op een dag vindt hij tussen het puin een dode vrouw. En vlak bij haar een jongetje van een jaar of drie, in opvallend nette kleding. Het kind praat niet, en er is niemand die bij hem hoort. Hanno neemt hem mee en de jongen zal uiteindelijk opgroeien in het gezin Dietz.
Jaren later bevindt deze wees uit de puinhopen zich op het spoor van een misdaad met banden naar zijn werkelijke familie.