De naam Pietje Bell alleen al roept het beeld op van een belhamel, een jongen die de ene ondeugende streek na de andere uithaalt. Sinds het verschijnen van de eerste uitgave hebben onnoemelijk veel kinderen, en voor hen hun ouders, genoten van de verhalen over deze jongen, die altijd kattenkwaad moest uithalen. De dingen die hij doet, lopen vaak heel anders dan Pietje heeft bedoeld. Vandaar dat Pietje het regelmatig aan de stok krijgt met allerlei mensen.
De vader van Pietje, schoenmaker Jan Plezier, hoort van verschillende kanten dat zijn zoon een wildeman is en nog wel zal eindigen 'als een groot misdadiger'! Vooral tante Cato en buurman Geelman, de drogist, zijn niet te spreken over Pietje, maar ook niet over zijn vader. Want die moet alleen maar lachen om de streken van zijn zoontje. Het enige dat hij zegt, is: "Zo'n jongen toch! 't Is een reuzetype!"