Na het veelgeprezen Poppy en Eddie en het bejubelde Poppy en Eddie en Manon is Poppy en Eddie en Manon en Roy Harper de volgende roman waarin Herman Brussel mans de grenzen van z’n semiautobiografische wereld aftast en verlegt. Hij komt hierbij een groot probleem tegen: een van zijn hoofdpersonages vraagt hem om haar niet meer te gebruiken in zijn boeken.
Brusselmans moet derhalve qua literaire techniek tot het uiterste gaan, en dan heb je ook nog Jerry Nüttbaum, de bodyguard, en het tijdschrift Rochel, en de vertalers van het Nederlands naar het Engels: bestaan die allemaal echt of niet? Allicht bestaan ze niet, behalve in de werkelijkheid die Brusselmans bij elkaar fantaseert, mede om zichzelf te redden, want zoals gebruikelijk worstelt hij met duizend demonen, die hem vooral ’s nachts belagen, en die hij te lijf gaat met herinneringen, overpeinzingen, wilskracht, pure onzin, en diepe ernst.
Poppy en Eddie en Manon en Roy Harper is opnieuw een hoogtepunt in het soort romangenre waarbinnen Herman Brusselmans definitief de alleenheerser is.