Nikolaj en Vera zitten 's avonds thuis, hij aan de wodka, zij aan de thee, wanneer er op de deur wordt geklopt. Vera doet open - Nikolaj luistert aandachtig mee vanuit zijn luie stoel. Er staat een man voor de deur, hoort hij, 'Sergeant Bertrand'. Maar waarom fluisteren ze ineens?
Zodra Nikolaj zichzelf dit afvraagt, ontstaat er een klein barstje in het wederzijdse vertrouwen van het echtpaar. De twijfel sluipt naar binnen door de openstaande deur, neemt bezit van Nikolaj en transformeert hem langzaam maar zeker tot één brok jaloezie.
Daar kon je op wachten, met zo'n beeldschone vrouw, Vera, die avond na avond het toneel betreedt om aanbeden te worden door theaterbezoekers. Hij begint haar te volgen, te bespioneren, hoort geruchten over de losbandigheid die zo aan de toneelwereld kleeft, ziet in elke man een minnaar en raakt langzaam verstrikt in zijn hersenspinsels.
Met Nikolaj raken ook wij steeds verder weg van een eenvoudige, eenduidige werkelijkheid. Wat is waar, en wat verzinnen we voor onszelf? Hoe gaan we om met aspecten van het leven die ons minder bevallen? En wat als we ons niet meer bewust zijn van onze eigen fabricaties? Sergeant Bertrand weeft een ingenieus web van intriges en illusies dat ons aan onze leesstoel gekluisterd houdt tot we volledig in het hoofd van Nikolaj zitten, en ons met hem afvragen: wie was toch die man voor de deur, die Sergeant Bertrand?