'Zo traag als gewoonlijk opende opa de deur van de studeerkamer, en zo behendig glipten we op onze pantoffels naar binnen, als inbrekers in eigen huis. Tussen de gaskachel die nooit brandde en de piano waar nooit iemand op speelde, lag in onze verbeelding en in het midden van het handgeknoopte tapijt uit Rajasthan een volwassen tijger. Hij ademde luidruchtig in zijn slaap.'
Ze is zes als haar buurjongen Hendrik gevonden wordt in een haarspeldbocht in de bergen. Ingeklemd tussen het schroot van zijn Yamaha en een vrachtwagencontainer. Boven zijn lichaam torent de rijzige gestalte van een edelhert. Hendrik is nu ook een hert, zegt haar twee jaar oudere vriendje Ben.
De kinderen luisteren ademloos naar verhalen over de dierentuin, die ooit midden in hun wijk stond. Een dierentuin met beren, papegaaien en kamelen. Ze stellen zich de beesten voor, die vroeger in de Tijger- of Leeuwstraat moeten hebben gewoond en bedenken - tegen de bangigheid in - de meest fantastische verhalen. Als de verhuizing van het meisje en haar ouders aanstaande is, schrikt zij. Weg uit de Hertstraat, weg van
Ben. Door bananenschillen onder de radiator te verstoppen, hopen de kinderen met fruitvliegen, stank en schimmel de verkoop van het huis te saboteren.
Wanneer de wereld niet zo is zoals wij dat graag zouden zien, is het raadzaam om de slapende tijger met verhalen te voeden. Dan worden Yamaha's paarden en beloven herten je het eeuwige leven. Astrid Panis vertelt in haar romandebuut over de kracht van de verbeelding, die je op een andere manier naar de werkelijkheid doet kijken.