Leningrad, 1942. Ten tijde van de belegering wachten twee jonge mannen in een koude kerker op hun executie. Ze zouden niet méér kunnen verschillen: de zeventienjarige Lev Beniov, een verlegen, dromerige jood, zoon van een beroemde dichter en zelf een uitmuntend schaker, en de negentienjarige Kolya, een opgewekte, charismatische deserteur uit het Rode Leger, een ladykiller en verteller van sterke verhalen.
Terwijl de stad verhongert, geeft een vooraanstaande kolonel de mannen de opdracht binnen vijf dagen een dozijn eieren te vinden voor de bruidstaart van zijn dochter. Als ze hierin slagen, zijn ze vrij en ontvangen ze als bonus een flinke voorraad voedselbonnen. Een banale, maar onmogelijke opdracht, gezien de omstandigheden.
In hartje winter beginnen Lev en Kolya een barre zoektocht door de verlaten straten van de stad naar het verwoeste land achter de Duitse linies - een gruwelijke, angstaanjagende reis. Ze moeten vraatzuchtige kannibalen zien te ontlopen, komen terecht in een kazerne vol courtisanes en sluiten zich aan bij een bende partizanen, om te eindigen in het hol van de leeuw, waar een spelletje schaak hun verdere lot zal uitwijzen.