'Aan het eind van de negentiende eeuw had je in Rusland de religieuze sekte van de 'Doechoboeren', die om hun afwijkend geloof op allerlei manieren door de regering mishandeld werden. In hun wanhoop besloten zij naar Canada te emigreren, maar ze hadden geen geld voor de reis. Tolstoj besloot ze te helpen. Zelf had hij al zijn geld en al zijn land onder zijn vrouw en kinderen verdeeld. Hij besloot om een boek, waar hij al jaren mee bezig was, af te maken en zo duur mogelijk te verkopen aan de uitgever Adolf Marx (die later Tsjechows volledige werken kocht).
Zo gezegd, zo gedaan. Het boek kwam af, de verkoop had plaats, de Doechoboeren emigreerden naar Canada, waar zij nog steeds wonen.
Het boek heette Opstanding. Het gaat niet over de Doechoboeren, maar over het volgende: vorst Dmitri Nechljoedow wordt als jurylid opgeroepen bij een strafzaak. Een der verdachten is een prostituée, Katerina Maslowa, oud 27 jaar. Tijdens de zitting herkent Nechljoedow haar. Zeven jaar geleden (ze was toen nog dienstmeisje bij zijn tantes) heeft hij haar zwanger gemaakt en honderd roebel gegeven. Hij wordt door berouw overmand en vecht voor haar vrijspraak (ze wordt van een moord beschuldigd die ze niet gepleegd heeft.) Dat lukt hem niet. Met veel moeite weet hij later (ze zit dan al in Siberië) gratie voor haar te krijgen. Hij wil bij haar blijven en met haar blijven en met haar trouwen, maar dat wil zij niet.
Opstanding verscheen in 1900 tegelijk in Rusland en in Engeland. Over de hele wereld werden meteen vertalingen geplubiceerd. Zowel de Russiche censoren als de Westeuropese vertalers schrapten enkele erotische en enkele op de religie betrekking hebbende passages. De tekst van deze Nederlandse vertaling is gebaseerd op de in 1900 in Engeland verschenen ongecensureerde Russische tekst.'
(Karel van het Reve)