Op 20 april 1999 schoten twee jongens op Columbine High School in Littleton, Colorado, een leraar, twaalf leerlingen en zichzelf dood. Het wordt in Amerika nog steeds gevoeld als een nationale schoffering in de orde van Pearl Harbor en 9/11, en het leeft wereldwijd voort in fictie en non-fictie, en in nieuwe schietpartijen. Toen Tim Krabbé zich in 2007 voor 'Columbine' ging interesseren ontdekte hij dat wat hij dacht te weten (twee gepeste jongens namen wraak; ze schoten kinderen dood die Ja hadden gezegd op de vraag of ze in God geloofden; ze waren die ochtend eerst gaan bowlen) niet klopte en dat de werkelijkheid veel vreemder en griezeliger was. Krabbé las tienduizenden bladzijden getuigenverklaringen, rapporten, dossiers, krantenstukken, en de schoolopstellen, websites en dagboeken van de daders, Eric Harris en Dylan Klebold; intelligente jongens uit liefdevolle, hoogopgeleide gezinnen. Hij vond details die nog door niemand waren gezien, en ontdekte dat er geen enkel boek was waarin de hele zaak gedetailleerd, nauwkeurig en open wordt geanalyseerd en verteld. Dat boek schreef hij.
Wij zijn maar wij zijn niet geschift heeft terecht de pretentie het definitieve boek over Columbine te zijn. Krabbé weerlegt de gangbare opvatting dat Eric een psychopathisch meesterbrein was en Dylan zijn depressieve, willoze volgeling. Hij laat zien dat het een filosofische misdaad was waarbij de verhouding tussen de twee heel anders lag en veel interessanter was dan altijd wordt aangenomen.