Ambrose zit thuis. Zijn moeder wil niet meer dat hij naar school gaat, omdat zijn 'vrienden' hem bijna hebben vermoord door een pinda tussen zijn boterham te stoppen. Niet dat Ambrose dat erg vindt - door zijn merkwaardigeuiterlijk, het feit dat hij zo vaak verhuist en zijn talent om altijd de verkeerde dingen te zeggen was hij al niet erg geliefd op school (understatement van het jaar).
Nee, Ambrose voelt zich veel fijner in het souterrain van een ouder Grieks echtpaar waar hij met zijn moeder woont. Maar dan komt tot schrik van Ambroses moeder de zoon van de Grieken weer thuis wonen: Cosmo, vers uit de gevangenis. Ambrose krijgt van zijn moeder te horen dat hij ver uit de buurt van Cosmo moet blijven. Toch ontdekt Ambrose dat hij en Cosmo een bijzondere liefde delen: scrabble. En hoewel Cosmo er alles aan doet om Ambrose te ontlopen, weet die hem er toch van te overtuigen om hem mee te nemen naar zijn scrabbleclub. En zijn moeder mag er niet achter komen, want dan komen ze allebei in moeilijkheden.
Het is het begin van een onverwachte, bijzondere vriendschap zoals alleen Susin Nielsen ('Wij zijn allemaal moleculen' en 'Optimisme is dodelijk') die kan beschrijven.