‘Als je zou hebben meegemaakt wat ik heb meegemaakt…’ zei de moeder van Natascha Wodin altijd – maar wat ze dan precies had meegemaakt, vertelde ze nooit. Toen Natascha tien jaar oud was, pleegde haar moeder zelfmoord. De vraag naar haar moeders leven wordt een obsessie voor de dochter, die het pas op latere leeftijd, met behulp van internet, aandurft op zoek te gaan naar het verleden van haar moeder. Ze komt heel veel te weten, over het verleden in het Oekraïense Marioepol aan de Zwarte Zee, over voorouders en familieleden, over de ondergang van haar (aristocratische) familie door de stalinistische terreur, over de gruwelijke jaren als dwangarbeidster in het Derde Rijk. Steeds kleiner worden de cirkels om haar moeder heen – maar het middelpunt blijft een vage contour van een tragische vrouw die door de geschiedenis als afval is achtergelaten. De schrijfster noteert haar onthutsende bevindingen met de nodige distantie, wat het verhaal des te indringender maakt. Ze herinnert zich haar liefde voor, haar afkeer van en haar opstand tegen de vrouw die ondanks alle achteraf vergaarde kennis een raadsel voor haar blijft – en die geen andere uitweg zag dan te water te gaan.