Na een persoonlijke crisis reist Arita Baaijens af naar het Altajgebergte in het zuidwesten van Siberië, waar het legendarische Shambhala te vinden zou zijn, een aards paradijs in een doolhof van gletsjers en ravijnen. Onvermoeibaar trekt de reizigster te paard over besneeuwde bergen en door donkere wouden waar wolven en beren wonen. Onderweg ontmoet ze keelzangers, stoere herders, biologen, sjamanen, kluizenaars, professoren en profeten, maar het paradijs blijft onvindbaar, zelfs na jaren zoeken. Ze raakt geïntrigeerd door het geloof van lokale bewoners in de heilige natuur en vraagt zich af hoe landschap en geest elkaar beïnvloeden. Hoe fantasie zich van de werkelijkheid onderscheidt. En of wetenschap het monopolie op waarheid bezit. De zoektocht naar het paradijs zet het leven van de ontdekkingsreizigster weer op de rails.