Dossier | De magie van 10 in de Scandinavische misdaadliteratuur
De Scandinavische thriller is niet weg te denken uit de wereld van de misdaadliteratuur. In slechts enkele decennia ontwikkelde hij zich tot een zelfstandig genre met unieke en zeer herkenbare karakteristieken. Aan de basis van die merkwaardige opmars liggen twee Zweedse journalisten die elkaar op een dag in 1962[1] toevallig ontmoetten in Stockholm, waar ze voor verschillende tijdschriften van dezelfde uitgever werkten. Maj Sjöwall (1935) schreef voor het tijdschrift Idun, een magazine 'voor vrouw en huis' maar met aandacht voor literatuur; Per Wahlöö (1926) was politiek journalist bij Folket i Bild dat onder de vlag van de Zweedse sociaaldemocratische arbeiderspartij werd uitgegeven. Beiden waren marxist in hart en ziel, en lid van de communistische partij. Desalniettemin waren ze erg kritisch voor de Zweedse welvaartsstaat, hoewel die toch een door-en-door sociaaldemocratische fundering had.
De grondleggers
Het paar – want dat werden ze vrij snel na hun eerste ontmoeting, zonder ooit te huwen – zocht een manier om een ruime verspreiding te geven aan het linkse gedachtegoed. Ze stelden vast dat non-fictiewerken over de arbeidersbeweging slechts een beperkt publiek bereikten, maar dat fictie, en de misdaadroman in het bijzonder, wél tot de grote massa doordrong. Ze besloten daarom dat genre te gebruiken als hefboom. Dat Per Wahlöö al wat genre-ervaring had opgedaan als vertaler van boeken van de Amerikaanse misdaadauteur Ed McBain, maakte die beslissing evidenter.
En dus begonnen ze aan het schrijven van hun eerste gezamenlijke thriller. Zoals Wahlöö het formuleerde was het hun bedoeling “de misdaadroman te gebruiken als een scalpel om de buik van de ideologisch verpauperde en moreel discutabele zogenaamde welvaartsstaat van de bourgeoisie open te snijden.” Die extreemlinkse uitgangsstelling, bovendien vrij agressief geformuleerd, was mede verantwoordelijk voor de schokgolf die door literair thrillerland ging toen in 1965 De vrouw in het Götakanaal verscheen. Met deze eerste thriller verlieten de auteurs de gekende, vastgeroeste paden van de traditionele detective. Het verhaal was nog wel goed opgebouwd en spannend zoals het een thriller betaamt, maar nooit eerder gezien was de duidelijke maatschappijkritische boodschap: het functioneren van overheid en politie werd in twijfel getrokken, maatschappelijke mistoestanden werden aan de kaak gesteld en profitariaat van welke aard ook werd afgekeurd. Tegelijkertijd trachtten de auteurs hun lezers te waarschuwen voor de kapitalistische weg die Zweden dreigde op te gaan, wat uiteindelijk zou uitmonden in een kille, onmenselijke samenleving.
Even kordaat brekend met alle tradities was de figuur van de protagonist, politie-inspecteur (later commissaris) Martin Beck. De thrillerwereld kreeg nu te maken met een menselijke en geloofwaardige antiheld. Een enigszins saaie, kleurloze man met zo goed als geen gevoel voor humor, spaarzaam met woorden, met norse trekjes, soms een beetje gelukkig en soms helemaal niet, volgzaam in de ogen van zijn chefs doch koppig eigengereid als hij uit hun zicht is, als speurder intelligent, moeizaam socialiserend maar met het hart zeer duidelijk op de juiste plaats. Kortom, een politieman met kwaliteiten, maar ook met zwaktes en tekortkomingen, en dat was (alweer) nieuw …
Sjöwall en Wahlöö publiceerden in totaal tien thrillers rond Martin Beck. Het laatste deel verscheen in 1975. Vaak wordt aangenomen dat het overlijden van Per Wahlöö in datzelfde jaar het einde van de serie betekende, maar dat is onjuist. De auteurs hadden van in den beginne de vaste intentie tien thrillers te schrijven. Of zoals Per Wahlöö het in interviews geregeld herhaalde: “Tien, en nooit meer dan tien!”
- De vrouw in het Götakanaal (Roseanna, 1965)
- De man die in rook opging (Mannen som gick upp i rök, 1966)
- De man op het balkon (Mannen på balkongen, 1967)
- De lachende politieman (Den skrattande polisen, 1968)
- De brandweerauto die verdween (Brandbilen som försvann, 1969)
- De man die even wilde afrekenen (Polis, polis, potatismos!, 1970)
- De verschrikkelijke man uit Säffle (Den vedervärdige mannen från Säffle, 1971)
- De gesloten kamer (Det slutna rummet, 1972)
- De politiemoordenaar (Polismördaren, 1974)
- De terroristen (Terroristerna, 1975)
Sjöwall en Wahlöö zijn zonder meer de uitvinders van de realistische, maatschappijkritische misdaadroman. Zíj hebben de standaard gezet voor het genre dat later ‘Nordic Noir’ zal genoemd worden, zíj zijn de inspiratiebron voor alle Scandinavische schrijvers die in hun voetsporen zijn getreden. Die hebben het genre verder uitgediept en aangevuld. De psychologische karaktertekening is bijvoorbeeld veel belangrijker geworden, in die mate zelfs dat sommige werken − bijvoorbeeld de Barbarotti-reeks van Håkan Nesser, en de boeken van Johan Theorin, Karin Fossum en Arnaldur Indridason – als het ware balanceren op de grens tussen thriller en psychologische roman. Ook het maatschappijkritische aspect heeft zich aangepast aan de nieuwe sociale en culturele uitdagingen van vandaag: homofobie, racisme, de multiculturele samenleving, pedofilie, internetcriminaliteit, enzovoort. De kritiek is dikwijls ook harder en openlijker, met als (voorlopig?) hoogtepunt de Millennium-trilogie van Stieg Larsson waarin het instituut ‘de staat’ zélf zich schuldig maakt aan actieve, structurele criminaliteit, zelfs tégen de eigen burgers.
Toch hanteren niet alle auteurs een even scherpe pen. Aan de ene – uiterst linkse – kant staan vandaag auteurs als Elsebeth Egholm en schrijfduo Kaaberbøl & Friis met vaak heel expliciete en directe kritiek op sociale of sociologische wantoestanden, terwijl schrijvers als Karin Fossum en Johan Theorin die boodschap eerder terloops en in een meer omfloerste taal trachten over te brengen.
De volledigheid gebiedt te zeggen dat er recent Scandinavische auteurs zijn opgestaan die een andere weg zijn ingeslagen. Lars Kepler (pseudoniem van het Zweedse echtpaar Alexander Ahndoril en Alexandra Coelho) is wellicht de bekendste van die nieuwe stroming, met succesvolle thrillers waarin actie, sensatie en geweld de toon zetten, maar waarin amper nog sprake is van maatschappijkritiek. Zij overschrijden de definitiegrens van het Nordic Noir en leunen nauwer aan bij de Angelsaksische thrillerstijl.
De goede leerlingen
De vernieuwende impact van Sjöwall en Wahlöö op het thrillergenre was zo overweldigend dat het jaren zou duren eer andere schrijvers zich aan dat nieuwe genre durfden te wagen. In een interview uit augustus 2010 met de website ezzulia.nl kreeg de Zweedse thrillerauteur Åke Edwardson de vraag: “Tussen 1965 en 1975 schreven Sjöwall & Wahlöö hun internationaal bekende tiendelige serie over de politieman Martin Beck [ … ] Wat gebeurde er met het genre tussen 1975 en het begin van de negentiger jaren, het moment dat politieromans van Håkan Nesser, jezelf en Henning Mankell internationaal doorbraken?” Waarop Edwardson vlakaf antwoordde: “Er gebeurde niets!”
Helemaal correct is dit niet. De Zweedse onderzoeksjournalist Jan Guillou was de eerste die vanaf 1986 met enig succes begon aan een reeks spionageromans volgens het ‘format’ van Sjöwall en Wahlöö: een serie van het linkse gedachtegoed doordrongen thrillers met een sterke plot, en opgebouwd rond één hoofdpersonage. Jan Guillou heeft trouwens zelf herhaaldelijk verklaard geïnspireerd te zijn geweest door het werk van Sjöwall en Wahlöö, en alleen daarom al verdient hij een plaats in het hiernavolgende overzicht.
Het respect voor Sjöwall en Wahlöö was zo groot dat de vaak herhaalde uitspraak van Per Wahlöö – “tien, en nooit meer dan tien” – bij de volgelingen een bijna dogmatische status kreeg. Een aantal schrijvers heeft zich daar dan ook effectief aan gehouden en series geschreven die exact tien delen tellen. Anderen hebben de barrière toch doorbroken, maar dikwijls pas na lang wikken en wegen of zelfs innerlijke tweestrijd.
Hierna volgt een overzicht van auteurs die de 'wet van tien' van Sjöwall en Wahlöö trouw hebben gerespecteerd, of tenminste toch ernstig overwogen hebben dat te doen. De rangschikking is chronologisch op het jaartal waarin het eerste deel van hun series verscheen. Voor alle duidelijkheid: auteurs die wel series schrijven in de traditie van Sjöwall en Wahlöö maar nog niet aan tien delen gekomen zijn – bijvoorbeeld Anne Holt, Camilla Läckberg, Åsa Larsson, Sara Blædel, Kjell Ola Dahl, Viveca Sten e.a. − vallen dus buiten het studiegebied van dit artikel. Dat geldt ook voor auteurs van wie nooit een boek naar het Nederlands werd vertaald.
***
Jan Guillou (1944): eerst tien, maar later toch meer…
Jan Guillou is een Zweedse onderzoeksjournalist en schrijver met uitgesproken maoïstische sympathieën. Geïnspireerd door het werk van Sjöwall en Wahlöö begon hij in 1986 aan een reeks thrillers rond de militaire spion Charles Hamilton, alias Coq Rouge, een man met linkse politieke idealen. Net als Wahlöö twee decennia eerder, beweerde Guillou meermaals slechts tien delen te zullen schrijven, en niet meer dan tien.
In het tiende deel, En medborgare höjd över varje misstanke uit 1995, wordt Hamilton veroordeeld wegens moord. Hij ontsnapt en vlucht naar de Verenigde Staten, waar hij met een valse identiteit onderduikt, op die manier zichzelf levenslang verbannend uit Zweden. Omdat alle verhalen uit de Coq Rouge-serie zich in Zweden afspelen stond Hamilton nu, technisch gezien, buiten spel.
Hamlon uit 1996 wordt weleens als het elfde Coq Rouge-verhaal aangeduid, maar dat is pertinent onjuist. Het boekje van slechts tweeënzestig pagina’s was een poging – weinig meer dan een ruwe schets – om met Hamlon (de Amerikaanse schuilnaam van Hamilton) een nieuwe serie te beginnen die zich in de Verenigde Staten zou afspelen, maar de auteur breekt het verhaal na vijftig pagina’s af om in een lang nawoord uit te leggen waarom het onwaarschijnlijk is dat Hamilton ooit nog zal terugkeren.
En toch … Elf jaar later, schrijvend aan Madame Terror (2006), realiseerde de auteur zich dat hij iemand als Hamilton nodig had voor een specifieke taak in het verhaal. Een nieuw personage creëren kon, maar zou een kloon van Hamilton zijn, waarop de auteur een gebrek aan inventiviteit zou kunnen worden verweten. Om dat te vermijden blies Guillou Hamilton nieuw leven in …
In Men inte om det gäller din dotter uit 2008 werd Hamiltons levenslange verbanningsstraf definitief opgeheven; de weg was nu vrij om hem opnieuw in te zetten in volgende delen, maar die zijn er (voorlopig?) niet gekomen.
Voor een goed begrip van de hiernavolgende bibliografie: niet alle delen uit de Coq Rouge-serie werden naar het Nederlands vertaald.
- Coq Rouge (Coq Rouge, berättelsen om en svensk spion, 1986)
- Den demokratiske terroristen, 1987
- I nationens intresse, 1988
- De vijand van de vijand (Fiendens fiende, 1989)
- Den hedervärde mördaren, 1990
- Vendetta (Vendetta, 1991)
- Niemandsland: Russische kernwapens op de zwarte markt (Ingen mans land, 1992)
- De uiteindelijke overwinning (Den enda segern, 1993)
- I hennes majestäts tjänst, 1994
- En medborgare höjd över varje misstanke, 1995
En na een onderbreking van 11 jaar:
11. Madame Terror (Madame Terror, 2006)
12. Men inte om det gäller din dotter, 2008
Henning Mankell (1948-2015): tien, en nooit meer dan tien …
Ongetwijfeld de beroemdste 'adept' van Sjöwall en Wahlöö – wellicht zelfs beroemder dan zijn leermeesters − is de Zweedse auteur Henning Mankell. Zijn serie rond politie-inspecteur Kurt Wallander telt tien delen. De serie leek aanvankelijk met nummer negen te eindigen, maar tien jaar na het negende deel verscheen alsnog De gekwelde man.
In Het graf speelt Kurt Wallander weliswaar de hoofdrol, maar het is geen elfde deel uit de serie: het boekje van slechts zesennegentig bladzijden werd door Mankell speciaal voor de Nederlandse Maand van het Spannende Boek 2004 geschreven.
- Moordenaar zonder gezicht (Mördare utan ansikte , 1991)
- Honden van Riga (Hundarna i Riga, 1992)
- De witte leeuwin (Den vita lejoninnan, 1993)
- De man die glimlachte (Mannen som log, 1994)
- Dwaalsporen (Villospår, 1995)
- De vijfde vrouw (Den femte kvinnan, 1996)
- Midzomermoord (Steget efter, 1997)
- De blinde muur (Brandvägg, 1998)
- De jonge Wallander (Pyramiden, 1999)
- De gekwelde man (Den orolige mannen, 2009)
Håkan Nesser (1950) ): tien, en nooit meer dan tien …
Ook de Zweedse schrijver Håkan Nesser toonde zich een goede leerling van Sjöwall en Wahlöö. Tussen 1993 en 2003 schreef hij een reeks van tien politiethrillers rond de gepensioneerde commissaris Van Veeteren. De auteur is categorisch aangaande een mogelijke terugkeer van zijn sympathieke hoofdpersonage: nooit!
- Het grofmazige net (Det grovmaskiga nätet, 1993)
- Het vierde offer (Borkmanns punkt, 1994)
- De terugkeer (Återkomsten, 1995)
- De vrouw met de moedervlek (Kvinna med födelsemärke, 1996)
- De commissaris en het zwijgen (Kommissarien och tystnaden, 1997)
- De zaak van Münster (Münsters fall, 1998)
- Carambole (Carambole, 1999)
- De dode op het strand (Ewa Morenos fall, 2000)
- De zwaluw, de kat, de roos en de dood (Svalan, katten, rosen, döden, 2001)
- Van Veeteren en de zaak G. (Fallet G, 2003)
Unni Lindell (1957): tien, maar wie weet …
Op 4 oktober 2012 had Kees de Bree voor Crimezone – de voorloper van Hebban – een gesprek met deze Noorse veelzijdige schrijfster van romans, kookboeken, kinderboeken, gedichten en thrillers. Unni Lindell vindt van zichzelf dat ze als thrillerschrijfster keurig past in de Scandinavische traditie. Dat wil zeggen dat zij ook boeken schrijft waarin de personages hun werk meenemen naar huis en dat zij de problemen van thuis meenemen naar hun werk. Bovendien spelen sociaal-maatschappelijke zaken veelal een grote rol. In het interview zegt ze: “Jazeker, ik pas totaal in de Scandinavische traditie waar Sjöwall en Wahlöö in de jaren zeventig in Zweden ooit de aftrap voor hebben gegeven.”
Haar serie rond politie-inspecteur Cato Isaksen telt tot op vandaag tien delen. Of de serie hier eindigt, of niet, valt op dit moment niet te zeggen. Op haar website heeft de schrijfster wel aangekondigd dat ze in de loop van 2016 een nieuwe misdaadroman publiceert, maar of dit een volgend deel in de Isaksen-serie zal zijn of een standalone, heeft ze niet onthuld. Feit is wel dat de schrijfster nooit te kennen heeft gegeven haar serie tot tien delen te willen beperken. Maar omdat ze ook het tegenovergestelde niet beweerd heeft, past ze – misschien slechts voorlopig – in dit overzicht.
In deel acht, Suikerdood, speelt Cato Isaksen slechts een bijrol, maar het boek is toch een deel van de serie.
- Het dertiende sterrenbeeld (Slangebæreren, 1996)
- Dromenvanger (Drømmefangeren, 1999)
- De rouwmantel (Sørgekåpen, 2000)
- Nachtzuster (Nattsøsteren, 2003)
- Zwanenmeer (Orkestergraven, 2005)
- Honingval (Honningfellen, 2007)
- Boeman (Mørkemannen, 2008)
- Suikerdood (Sukkerdøden, 2010)
- Duivelskus (Djevelkysset, 2012)
- Doodsbruid (Brudekisten, 2014)
Åke Edwardson (1953): eerst tien, daarna toch meer
Toen de Zweedse auteur Åke Edwardson midden jaren negentig begon te schrijven aan een serie thrillers rond hoofdcommissaris Erik Winter, was ook hij vastbesloten ze te beperken tot tien afleveringen, naar analogie met zijn grote voorbeeld. Het tiende deel verscheen in 2008 en kreeg de toepasselijke titel De laatste winter. Iedereen begreep de hint: Erik Winter kwam niet meer terug!
Dacht men… In het reeds eerder aangehaalde interview uit 2010 verklaarde Edwardson onverwacht dit: “Ik kan het niet uitsluiten dat we over een paar jaar te maken krijgen met Winters terugkeer en dit is voor de eerste keer dat ik deze gedachte uitspreek dus ook voor mij is dit idee nog erg nieuw.” Erg veelbelovend klonk dit niet, maar het zaadje was gelegd. Het ontkiemde, en in 2012 haalde Edwardson Erik Winter terug.
- Dans met een engel (Dans med en ängel, 1997)
- Roep uit de verte (Rop från långt avstånd, 1998)
- Een vreemd gezicht (Sol och skugga, 1999)
- Tot in eeuwigheid (Låt det aldrig ta slut, 2000)
- De hemel is een plek op aarde (Himmlen är en plats på jorden, 2001)
- Een zeil van steen (Segel av sten, 2002)
- Kamer nr. 10 (Rum nummer 10, 2005)
- Een vlucht vooruit (Vänaste land, 2006)
- Nog niet dood (Nästan död man, 2007)
- De laatste winter (Den sista vintern, 2008)
Maar 'De laatste winter' was dan toch niet de laatste Erik Winter:
11. Witte ruis (Hus vid världens ände, 2012)
12. Marconi Park (Marconi Park, 2014)
Jo Nesbø (1960): een raadsel
Deze Noorse auteur is, in het kader van dit artikel, een randgeval. Zijn beroemde serie rond de eigenzinnige politierechercheur Harry Hole telt vandaag tien delen. Volgen er nog? Wellicht wel! Maar is dit helemaal zeker? Neen! Op zijn website, onder Q&A, volgt op de vraag “Wat mogen uw lezers in de toekomst nog verwachten van Harry Hole?” het ambigue antwoord: “Suspense!” Onzekerheid troef dus, en daarom wordt Jo Nesbø in dit overzicht met enig voorbehoud opgenomen.
- De vleermuisman (Flaggermusmannen, 1997)
- De kakkerlak (Kakerlakkene, 1998)
- De roodborst (eerdere uitgave: Wraakuur) (Rødstrupen, 2000)
- Nemesis (eerdere uitgave: Zes seconden te laat) (Sorgenfri, 2002)
- Dodelijk patroon (Marekors, 2003)
- De verlosser (Frelseren, 2005)
- De sneeuwman (Snømannen, 2007)
- Het pantserhart (Panserhjerte, 2009)
- De schim (Gjenferd, 2011)
- Politie (Politi, 2013)
Arne Dahl (1963): tien, en nooit meer dan tien
Met zijn serie thrillers rond Kerstin Holm en Paul Hjelm – ook wel het A-team genoemd – staat deze Zweedse schrijver inhoudelijk al vrij ver van de sociale en maatschappijkritische dynamiek die zo kenmerkend is voor de boeken van Sjöwall en Wahlöö, hoewel die er wel in verweven zit. Maar toch vond Arne Dahl dat een thrillerserie uit tien delen moet bestaan om perfect te zijn. Acht van de tien delen werden naar het Nederlands vertaald.
- Misterioso (Misterioso, 1999)
- Kentucky killer (Ont blod, 1998)
- Schijnoffer (Upp till toppen av berget, 2000)
- Europa blues (Europe Blues, 2001)
- Bijbelse wateren (De största vatten, 2002)
- Midzomernachtdroom (En midsommarnattsdröm, 2003)
- Requiem (Dödsmässa, 2004)
- Verdwenen onschuld (Mörkertal, 2005)
- Efterskalv, 2006
- Himmelsöga, 2007
Kjell Eriksson (1953): tien, en (wellicht) nooit meer dan tien
Ook de Zweedse schrijver Kjell Eriksson noemt zich een literair kind van Sjöwall en Wahlöö, en heeft met name hun sociale en maatschappelijke idealisme ter harte genomen. In een interview met de website misdaadromans.nl van oktober 2010 zegt hij over Zweden: “Een land met een welvaartsmodel dat nu in hoog tempo lijkt te worden afgebroken door de ontmanteling van de sociale zorg, het privatiseren van scholen, medische instellingen en kinderopvang. Voldoende onderwerpen dus om te verwerken in kritische observaties van deze omwenteling in de samenleving. Een traditie in de Zweedse misdaadromans die natuurlijk zo oud is als de boeken van het duo Sjöwall & Wahlöö. En die ook wordt voortgezet in het werk van veel van mijn collega’s.”
En ook hij hield zich aan 'de tien' van Sjöwall en Wahlöö. In 1999 verscheen het eerste deel van zijn serie met rechercheur Ann Lindell in de hoofdrol, en in 2009 het tiende. In hetzelfde interview van oktober 2010 zegt de auteur: “Na tien boeken vond ik dat het zo wel mooi was, en afgelopen september nam ik afscheid van Ann Lindell in het laatste boek Öppen grav. Wellicht kom ik haar weer tegen ergens in de straten van Uppsala en als er iets interessants te melden is, laat ik dat jullie misschien weten…” De auteur liet toen de deur naar een eventuele terugkeer van zijn hoofdpersonage nog op een kier staan, maar vermits we intussen ruim zes jaar verder zijn, mogen we nu wel aannemen dat het bij tien afleveringen zal blijven. Zeven ervan werden naar het Nederlands vertaald.
- Den upplysta stigen, 1999
- Jorden må rämna, 2000
- De stenen kist (Stenkistan, 2001)
- De dode in de sneeuw (Prinsessan av Burundi, 2002)
- Nachtzwaluw (Nattskärran, 2003)
- De wrede sterren van de nacht (Nattens grymma stjärnor, 2004)
- De man uit de bergen (Mannen från bergen, 2004)
- Den hand som skälver, 2007
- Zwarte leugens, rood bloed (Svarta lögner, rött blod, 2008)
- Open graf (Öppen grav, 2009)
De anderen
Uiteraard zijn er heel wat auteurs die thrillerseries schrijven rond één hoofdpersonage en met alle geëigende kenmerken van de Scandinavische stijl, maar zich geen vragen stellen over het aantal delen van hun serie of series. Hierna enkele van de bekendste schrijvers die nooit de intentie hadden hun series tot een bepaald aantal te beperken (toestand van februari 2016):
Liza Marklund (1962), Zweden. Serie: Annika Bengtzon, 11 delen (*).
Helene Tursten (1954), Zweden. Serie: Irene Huss, 11 delen
Mari Jungstedt (1962), Zweden. Serie: Anders Knutas, 12 delen
Karin Fossum (1954), Noorwegen. Serie: Konrad Sejer, 11 delen.
Gunnar Staalesen (1947), Noorwegen. Serie: Varg Veum, 18 delen.
Arnaldur Indridason (1961), IJsland. Serie: Erlendur Sveinsson, 14 delen (**).
Anna Jansson (1958), Zweden. Serie: Maria Wern, 16 delen
(*) De schrijfster heeft intussen aangekondigd een punt te zetten achter deze serie.
(**) Inbegrepen de drie delen waarin Erlendur Sveinsson niet de hoofdrol speelt: Onderstroom, Doodskap en Schemerspel.
En de toekomst?
Alles slijt… Hoe meer Sjöwall en Wahlöö tot de geschiedenis gaan behoren, hoe minder de jonge generatie schrijvers tien delen zal zien als dé standaardmaat voor de ideale thrillerserie. Het respect voor die pioniers zal ongetwijfeld groot blijven, maar jonge schrijvers zullen het anders invullen.
Was voor Sjöwall en Wahlöö het uitdragen van het linkse gedachtegoed nog de hoofdzaak, en de thriller 'slechts' het toevallige medium waarmee ze dat doel het beste dachten te kunnen bereiken, dan is dat bij de huidige generatie steeds minder het geval. Sociale en maatschappelijke thema’s aankaarten zal wel een wezenlijk en typerend onderdeel van de Scandinavische thrillerstijl blijven, maar is bij de jongere generatie schrijvers al lang geen hoofdzaak, en bij sommigen zelfs geen noodzaak meer. “Hoe belangrijk is het een standpunt in te nemen over onderwerpen die niet cruciaal zijn voor de plot?” werd ooit aan Jo Nesbø gevraagd. Zijn antwoord vat de actuele tendens goed samen: “Dat is níét belangrijk. Maar ik denk wel dat het onmogelijk is de maatschappij te beschrijven zonder politiek te worden.“
_____________________________________
[1] Talrijke bronnen – o.a. Wikipedia en Krimi-Couch – vermelden 1961 als het jaar van hun ontmoeting. In twee interviews met de Britse krant The Guardian (van 22/11/2009 en 14/08/2013) spreekt Maj Sjöwall zelf zich tegen: 1962 in het eerste, 1961 in het andere interview. Anderzijds bevestigt Maj meermaals dat zij 27 was en haar dochtertje (geboren in 1956) 6 toen ze Per ontmoette, en dus mag aangenomen worden dat 1962 correct is. Eveneens in tegenstelling tot heel wat bronnen, bevestigt Sjöwall in het interview van 22 november 2009 dat ze nooit met Wahlöö in het huwelijk is getreden.