Remco Campert (1929-2022) overleden
Dichter, schrijver en columnist Remco Campert (1929-2022) is afgelopen nacht in zijn woonplaats in Amsterdam overleden, dat maakt de familie Campert via uitgeverij De Bezige Bij bekend. Hij is tweeënnegentig jaar geworden.
Uitgever Francien Schuursma:
'Remco Campert was ruim zeventig jaar onlosmakelijk verbonden met onze uitgeverij. Zijn vriendschap en zijn loyaliteit aan ons huis waren voor ons van onschatbare waarde en zullen blijvend worden gekoesterd. Decennialang heeft zijn werk lezers geïnspireerd en ontroerd. Het is mijn stellige overtuiging dat de woorden van Remco Campert, ook voor toekomstige generaties, springlevend zullen blijven.'
In het voorjaar van 1950 richtte Remco Campert met Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. In juli van datzelfde jaar werd de redactie uitgebreid met Lucebert en Bert Schierbeek. Na het verschijnen van de bloemlezing Atonaal in 1951, onder redactie van Simon Vinkenoog, werden de daarin opgenomen dichters, onder wie naast Remco Campert ook Gerrit Kouwenaar, Jan G. Elburg en Hugo Claus, aangeduid als de Vijftigers, een groep jonge, hemelbestormende dichters die een revolutie ontketende in de Nederlandstalige poëzie en literatuur.
Naast poëzie schreef Campert ook vele romans en novellen. Onder meer Het leven is vurrukkulluk (1961) en Tjeempie! of Liesje in Luiletterland (1968) bereikten een groot publiek en groeiden uit tot hedendaagse klassiekers. In 1976 ontving Campert de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie. De jury schreef:
'Het hele poëtische oeuvre van Remco Campert overziend, is de jury onder de indruk gekomen van de persoonlijke kroniek van de jaren 1950-1970 die erin is neergeschreven. De hachelijke en belachelijke feiten van deze levensperiode zijn door de dichter onvergetelijk geboekstaafd.'
Het was een van de vele prijzen die Campert in zijn imposante loopbaan als schrijver en dichter werden toegekend, met als summum de Prijs der Nederlandse Letteren in 2015.
Campert kwam niet alleen via zijn boeken in contact met het grote publiek. Vanaf 1989 trad hij samen met Jan Mulder en Bart Chabot voor volle zalen op met komische voorleesvoorstellingen die een ware sensatie waren. Samen met Jan Mulder schreef hij ook jarenlang de wisselcolumn CaMu in de Volkskrant, de krant waarvoor hij ook zijn Somberman-stukken schreef, over het gelijknamige personage dat hij voor het eerst opvoerde in Somberman’s actie, het Boekenweekgeschenk van 1985.
Onder de titel Een knipperend ogenblik verscheen in 2018 een biografisch portret van Campert, van de hand van Mirjam van Hengel. In 2019 publiceerde Remco Campert Mijn dood en ik, een dichtbundel waarin hij op uiterst lucide wijze de dood in de ogen kijkt. Hij was toen negentig jaar oud. Het zou zijn laatste bundel blijken.
Hoe innig Campert met De Bezige Bij verbonden was, werd eens te meer benadrukt op 15 juni 2017. Op die dag onthulde hij de befaamde regels uit zijn eigen verzetsgedicht 'Iemand stelt de vraag', die zijn aangebracht op de zijgevel van het pand van de uitgeverij in de Van Miereveldstraat in Amsterdam-Zuid. De beroemde eerste regel luidt:
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
Dat deze woorden een grote zeggingskracht blijven houden bleek onlangs nog. Nadat het Russische leger Oekraïne binnenviel in februari van dit jaar, werd het gedicht in het Russisch, Oekraïens, Engels en vele andere talen vertaald en verspreid door uitgevers wereldwijd. Want poëzie bestaat niet alleen op papier, zoals Remco Campert zelf ook ten diepste wist en verwoordde in zijn onsterfelijke gedicht 'Poëzie is een daad':
Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Ten slotte wint de dood, jazeker,maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.