Lezersrecensie
Bibliobibuli in oorlogstijd
De bibliotheek van Parijs (The Paris Library) is na Bruid op bestelling (Moonlight in Odessa) uit 2010 pas de tweede roman van Janet Skeslien Charles. Ze heeft zelf als programmamaker in de American Library Paris gewerkt en stuitte daarbij op de rol die de bibliotheek heeft gespeeld in de Tweede Wereldoorlog. Naast dat er vanuit de bibliotheek kratten vol met boeken werden verstuurd naar soldaten over de hele wereld (er stond niet bij of de boeken ook nog ooit teruggestuurd zijn), deden de medewerkers ook hun uiterste best om de bibliotheek open te houden voor hun abonnees. Als zij de bibliotheek om wat voor reden dan ook niet mochten bezoeken, brachten de medewerkers de boeken aan huis. Het verhaal is op waarheid gebaseerd en dat maakt het extra interessant om te lezen, zeker als je een liefhebber ben van historische (oorlog)romans.
Het verhaal gaat naast een enorme liefde voor boeken vooral over hoe een bibliotheek mensen bij elkaar kan brengen (iets wat ook in de huidige tijd een actueel thema is met de veranderde maatschappelijke functie van bibliotheken) en over de keuzes die mensen maken in een moeilijke en zware oorlogstijd. De personages in het boek maken soms grote fouten, maar dat maakt ze wel heel menselijk.
Het boek heeft twee verhaallijnen die elkaar afwisselen: die van Odile speelt tijdens de tweede wereldoorlog in Parijs, die van Lily in het Amerikaanse plaatsje Froid (Montana), in de jaren tachtig. Odile is een echte bibliofiel (“Door de verhalen van andere mensen te lezen, wist ik dat ik niet alleen was”, p. 96): ze kent het complete Dewey Decimale Classificatiesysteem uit haar hoofd; een manier om boeken op onderwerp in te delen. Het is genoeg om in 1939 aangenomen te worden bij de American Library Paris. Niet lang daarna breekt de oorlog uit en Odiles tweelingbroer Rémy meldt zich vrijwillig aan voor het leger, tot groot verdriet van zijn familie en zijn verloofde, een collega van Odile. Odile zelf is verliefd op Paul, die net als haar vader werkt voor de Franse politie, die later niet zo’n nette rol blijken te spelen tijdens de oorlog. Odile is nogal jaloers aangelegd en deze eigenschap maakt haar op sommige punten erg onsympatiek: zo is ze jaloers als andere vrouwen aandacht krijgen van haar tweelingbroer en is ze jaloers op het luxeleven van haar Engelse vriendin Margaret, die vanwege het werk van haar man in Parijs terecht gekomen is, maar die eigenlijk erg eenzaam is. Haar liefde voor boeken en om zoveel mogelijk mensen aan het lezen te houden, vond ik dan weer wel mooi en ook herkenbaar. De situatie in Parijs verergert gedurende de oorlog steeds meer en iedereen reageert daar anders op.
De andere verhaallijn is die van de Amerikaanse tiener Lily, die in een saai en afgelegen plaatsje woont en die het moeilijk heeft tijdens haar tienertijd. Op een dag maakt ze kennis met haar buurvrouw mevrouw Gustafson. Het is al vrij snel duidelijk dat dit Odile op latere leeftijd is. De vriendschap tussen Lily en Odile wordt steeds sterker en er blijken ook overeenkomsten tussen hen te zijn: beide hebben een voorliefde voor boeken en de Franse taal (en voor Franse lekkernijen), ze hebben allebei te maken gehad met verlies en ze hebben moeite met het onderhouden van vriendschappen. De centrale vraag voor de lezer blijft toch hoe Odile in Amerika terecht is gekomen, terwijl ze tijdens de oorlog juist zo geworteld lijkt te zijn in Parijs. Wat is er gebeurd? Wie is de verrader? Wat is er gebeurd met de andere personages? Er zitten dus genoeg spanningsbogen in het verhaal om steeds weer verder te willen lezen.
De bibliotheek van Parijs belicht een kant van de oorlog die ik nog niet kende en Janet Skeslien Charles heeft het in een verhaal gegoten dat de moeite waar is om gelezen te worden.
Atrum post bellum, ex libris lux (Na de duisternis van de oorlog, het licht van de boeken, p. 336).
Het verhaal gaat naast een enorme liefde voor boeken vooral over hoe een bibliotheek mensen bij elkaar kan brengen (iets wat ook in de huidige tijd een actueel thema is met de veranderde maatschappelijke functie van bibliotheken) en over de keuzes die mensen maken in een moeilijke en zware oorlogstijd. De personages in het boek maken soms grote fouten, maar dat maakt ze wel heel menselijk.
Het boek heeft twee verhaallijnen die elkaar afwisselen: die van Odile speelt tijdens de tweede wereldoorlog in Parijs, die van Lily in het Amerikaanse plaatsje Froid (Montana), in de jaren tachtig. Odile is een echte bibliofiel (“Door de verhalen van andere mensen te lezen, wist ik dat ik niet alleen was”, p. 96): ze kent het complete Dewey Decimale Classificatiesysteem uit haar hoofd; een manier om boeken op onderwerp in te delen. Het is genoeg om in 1939 aangenomen te worden bij de American Library Paris. Niet lang daarna breekt de oorlog uit en Odiles tweelingbroer Rémy meldt zich vrijwillig aan voor het leger, tot groot verdriet van zijn familie en zijn verloofde, een collega van Odile. Odile zelf is verliefd op Paul, die net als haar vader werkt voor de Franse politie, die later niet zo’n nette rol blijken te spelen tijdens de oorlog. Odile is nogal jaloers aangelegd en deze eigenschap maakt haar op sommige punten erg onsympatiek: zo is ze jaloers als andere vrouwen aandacht krijgen van haar tweelingbroer en is ze jaloers op het luxeleven van haar Engelse vriendin Margaret, die vanwege het werk van haar man in Parijs terecht gekomen is, maar die eigenlijk erg eenzaam is. Haar liefde voor boeken en om zoveel mogelijk mensen aan het lezen te houden, vond ik dan weer wel mooi en ook herkenbaar. De situatie in Parijs verergert gedurende de oorlog steeds meer en iedereen reageert daar anders op.
De andere verhaallijn is die van de Amerikaanse tiener Lily, die in een saai en afgelegen plaatsje woont en die het moeilijk heeft tijdens haar tienertijd. Op een dag maakt ze kennis met haar buurvrouw mevrouw Gustafson. Het is al vrij snel duidelijk dat dit Odile op latere leeftijd is. De vriendschap tussen Lily en Odile wordt steeds sterker en er blijken ook overeenkomsten tussen hen te zijn: beide hebben een voorliefde voor boeken en de Franse taal (en voor Franse lekkernijen), ze hebben allebei te maken gehad met verlies en ze hebben moeite met het onderhouden van vriendschappen. De centrale vraag voor de lezer blijft toch hoe Odile in Amerika terecht is gekomen, terwijl ze tijdens de oorlog juist zo geworteld lijkt te zijn in Parijs. Wat is er gebeurd? Wie is de verrader? Wat is er gebeurd met de andere personages? Er zitten dus genoeg spanningsbogen in het verhaal om steeds weer verder te willen lezen.
De bibliotheek van Parijs belicht een kant van de oorlog die ik nog niet kende en Janet Skeslien Charles heeft het in een verhaal gegoten dat de moeite waar is om gelezen te worden.
Atrum post bellum, ex libris lux (Na de duisternis van de oorlog, het licht van de boeken, p. 336).
1
Reageer op deze recensie