Lezersrecensie
Benieuwd naar reacties op dit boek van mensen met de diagnose autisme!
Ieder kind dat opgroeit, maakt zijn eigen kosmische ei volgens Pearce. Dat kosmische ei is het wereldbeeld of werkelijkheidsbeeld dat we hebben. Deels ontstaat zo’n werkelijkheidsbeeld uit ervaring en deels wordt ons beeld van de werkelijkheid ook gevormd door de cultuur waarin we opgroeien.
Het ei is gefabriceerd door de geest en zijn verlangen naar een logische orde binnen het universum. Binnen dit ‘ei’ is het leven schijnbaar overzichtelijk en duidelijkheid en heerst de ‘zekerheid’ waarnaar de geest zo verlangt.
Maar dit is slechts schijn. Het leven is voortdurend in beweging en er gebeuren regelmatig dingen in ons leven die de ‘zekerheid’ van dit mentale wereldbeeld verstoren. Vervolgens doen wij ons best om dit beeld te herstellen. Vaak tegen de klippen op. Zo houden we de cirkel in stand. Dit slurpt energie en voorkomt dat we ons volledige potentieel benutten. Laten we hiermee ophouden, raadt Joseph Chilton Pearce ons aan in zijn boek ‘De barst in het kosmisch ei‘.
Zijn boek (in 1971 uitgegeven) is alles behalve makkelijk leesbaar, maar desondanks boeiend. Pearce wil in zijn boek aantonen dat de menselijke geest tot veel meer in staat is dan we normaliter geneigd zijn te denken. Kinderen, zo meent Pearce, zijn, wanneer de cultuur nog geen vat op hen heeft, geneigd om veel meer voor mogelijk te houden dan volwassenen. Maar als ze volwassen worden en het voorbeeld van volwassenen overnemen, die hen vertellen wat werkelijk is en wat niet, wordt hun ei steeds kleiner. Wat mogelijk is neemt af, hun denkwereld conformeert zich aan die van anderen. En toch zijn er ervaringen mogelijk, die ons kunnen doen beseffen dat onze geest een werkelijkheidsvormend potentieel heeft dat wat wij voor mogelijk houden verre overstijgt. Pearce noemt als voorbeelden vuurlopen, maar ook spontane genezingen, wetenschappelijke ontdekkingen of psychedelische drugs. Dergelijke ervaringen kunnen de barst zijn in ons kosmische ei, waardoor we ineens de aanwezigheid van dat ei beseffen, en waardoor ook het besef kan doordringen dat het ei niet de werkelijkheid zelf is.
Pearce gebruikt de metaforen bos en open plek om onze werkelijkheid en haar potentieel aan te duiden, en ook ter aanduiding van het aan de werkelijkheid aangepaste denken en het continuüm van mogelijke syntheses dat wordt getriggerd door hartstochtelijk verlangen. De nieuwe structuren die we ‘vinden’ in het bos reflecteren altijd het licht dat zich verspreid vanuit de open plek, maar altijd in hogere mate dan mogelijk is door middel van logische synthese. De open plek in het bos, ons aan de werkelijkheid aangepaste denken, bestaat bij de gratie van een gezamenlijk verbond van objectieve overeenstemming. De drempel tussen dit soort denken en het bos zelf noemt de auteur de autistische denkwijze.
Met autistisch denken bedoelt Pearce een autonoom, onafhankelijk soort denken dat zich niet aanpast aan de wereld van andere dingen of andere denkers, maar dat wel zijn materiaal ontleent aan die andere bron. Volgens Pearce is de geest van een kind autistisch, een rijke structuur van vrije synthese, hallucinatoir en onbeperkt. De geest van een kind kan moeiteloos over syllogismen heen stappen in een niet-logisch, droomachtig soort ‘paardensprong’-continuïteit.
“Het autistisch denken omvat zowel bewuste verbeelding als schijnbaar onbewuste processen. De hypnagogische toestand is een gangbare vorm van autistisch denken die iemand ‘overkomt’. Een kalme eenvoud die vrij is van logische problemen. Het onbewuste autistisch continuüm is een soort toestand van totale rijkdom, waarin alles waar is, waarin de energie van het denken en de energie van de bekende vormen van materie met elkaar lijken te versmelten. In het autistisch denken zijn dingen niet waar of onwaar, ze zijn eenvoudigweg.
Het autistisch denken kent geen waardeoordeel, net als een trancetoestand. Volwassenen die tot diepe trance in staat bleken te zijn, hadden als kind samen met hun ouders gespeeld en activiteiten ondernomen op een manier die de fantasie stimuleerden. Ouders hadden hen altijd weer in de werkelijkheid van het normale terug gezet met ‘genoeg nu, we gaan weer terug’ – terug naar de wereld van de echte mensen. Het soort volwassene dat in staat is zijn werkelijkheidsoriëntatie op te schorten is het soort dat een positieve herinnering koestert aan eerdere, soortgelijke ervaringen. Het kind kon altijd terugvallen op een warm gevoel van veiligheid. De grens tussen autistisch en werkelijkheidsdenken werd een veelbetreden pad, een deur die in goed geoliede hengsels hing en een veilige, makkelijke weg naar binnen bood. -Lees hier meer over de trancetoestand zoals Pearce erover schrijft-.
Toch vertoont het kind een sterk verlangen om deel te nemen aan de wereld van anderen. Uiteindelijk is zijn bereidheid tot zelfaanpassing, noodzakelijk om een relatie met de wereld op te bouwen, sterker dan zijn verlangen naar autonomie. Als dat niet zo was, was er geen beschaving mogelijk. Het feit dat wij erin slagen om het kind te laten beantwoorden aan onze criteria is het bewijs van de aangeboren drang tot communicatie en de flexibiliteit van de jonge geest. Het is geen bewijs of sanctionering van de correctheid van onze eigen constructen.
Wanneer diegene heeft ontdekt dat hij zijn aanpassing aan de werkelijkheid kan loslaten ten gunste van andere ervaringen en kan vertrouwen op zijn vermogen weer terug te keren in de wereld, heeft hij de juiste achtergrond om nieuwe dingen te accepteren. In deze achtergrond vinden nieuwe ervaringen vruchtbare bodem, zodat het aangeboren autistische vermogen voortdurend versterkt wordt. Zonder deze onkritische zin voor avontuur, echter, wordt dit mentale vermogen steeds verder onderdrukt, totdat het verschrompelt, ongeveer zoals het vermogen tot spraak bij een kind dat de formatieve elementen in de spraakontwikkeling misloopt.”
De auteur pleit dus in zijn boek voor het ondernemen van activiteiten die de fantasie stimuleren en het leren van kinderen om weer terug in de werkelijkheid te keren, terug in de wereld van de echte mensen. Vanuit een gevoel van veiligheid, waardoor op latere leeftijd gemakkelijk tussen werkelijkheidsdenken en autistisch denken kan worden geschakeld.
Als coördinator van het Autisme Kennisnetwerk Overijssel vroeg ik me tijdens het lezen regelmatig af hoe mensen met autisme dit boek zouden lezen. Ik weet niet of veel mensen met autisme de visie van Pearce onderschrijven. Mogelijk ligt de visie van Vera Helleman, dat autisme geen stoornis is maar een andersoortige menselijke constructie met een hoopgevende potentie, hier het dichts tegenaan. “Autisme is een constructie, geen ziekte. Autisme is oke. Dat is belangrijk. Zie ons dus alsjeblieft niet als zielig, zwak of kwetsbaar.”
Mensen met autisme hoor ik vaak de boodschap verkondigen dat er ‘meer begrip voor mensen met autisme‘ nodig is. Na het lezen van ‘De barst in het kosmisch ei‘ zou dit eerder een oproep aan de gehele mensheid moeten zijn: meer erkenning en begrip voor de autistische geest in ieder van ons.
Hier ligt volgens mij ook een gevoeligheid: mensen met autisme ondervinden door hun andere manier van informatieverwerking in de huidige -oordelende- maatschappij uiteenlopende hinder in het dagelijkse leven en zij doen om die reden (noodgedwongen) een beroep op de exclusiviteit van (de diagnose) autisme. Erkenning en meer begrip voor autisme is dus zeer wenselijk, maar ook als dat erkenning van de autistische geest -aanwezig in ieder van ons- betekent?
Ik sluit deze blog af met de woorden van Pearce “Misschien zal het leven een manier vinden waarop de ontwikkeling van de logica niet de vernietiging van de autistische openheid inhoudt“.
Bekijk mijn website voor deze blog met links: https://angelathissen.nl/2020/04/05/de-barst-in-het-kosmisch-ei/
Het ei is gefabriceerd door de geest en zijn verlangen naar een logische orde binnen het universum. Binnen dit ‘ei’ is het leven schijnbaar overzichtelijk en duidelijkheid en heerst de ‘zekerheid’ waarnaar de geest zo verlangt.
Maar dit is slechts schijn. Het leven is voortdurend in beweging en er gebeuren regelmatig dingen in ons leven die de ‘zekerheid’ van dit mentale wereldbeeld verstoren. Vervolgens doen wij ons best om dit beeld te herstellen. Vaak tegen de klippen op. Zo houden we de cirkel in stand. Dit slurpt energie en voorkomt dat we ons volledige potentieel benutten. Laten we hiermee ophouden, raadt Joseph Chilton Pearce ons aan in zijn boek ‘De barst in het kosmisch ei‘.
Zijn boek (in 1971 uitgegeven) is alles behalve makkelijk leesbaar, maar desondanks boeiend. Pearce wil in zijn boek aantonen dat de menselijke geest tot veel meer in staat is dan we normaliter geneigd zijn te denken. Kinderen, zo meent Pearce, zijn, wanneer de cultuur nog geen vat op hen heeft, geneigd om veel meer voor mogelijk te houden dan volwassenen. Maar als ze volwassen worden en het voorbeeld van volwassenen overnemen, die hen vertellen wat werkelijk is en wat niet, wordt hun ei steeds kleiner. Wat mogelijk is neemt af, hun denkwereld conformeert zich aan die van anderen. En toch zijn er ervaringen mogelijk, die ons kunnen doen beseffen dat onze geest een werkelijkheidsvormend potentieel heeft dat wat wij voor mogelijk houden verre overstijgt. Pearce noemt als voorbeelden vuurlopen, maar ook spontane genezingen, wetenschappelijke ontdekkingen of psychedelische drugs. Dergelijke ervaringen kunnen de barst zijn in ons kosmische ei, waardoor we ineens de aanwezigheid van dat ei beseffen, en waardoor ook het besef kan doordringen dat het ei niet de werkelijkheid zelf is.
Pearce gebruikt de metaforen bos en open plek om onze werkelijkheid en haar potentieel aan te duiden, en ook ter aanduiding van het aan de werkelijkheid aangepaste denken en het continuüm van mogelijke syntheses dat wordt getriggerd door hartstochtelijk verlangen. De nieuwe structuren die we ‘vinden’ in het bos reflecteren altijd het licht dat zich verspreid vanuit de open plek, maar altijd in hogere mate dan mogelijk is door middel van logische synthese. De open plek in het bos, ons aan de werkelijkheid aangepaste denken, bestaat bij de gratie van een gezamenlijk verbond van objectieve overeenstemming. De drempel tussen dit soort denken en het bos zelf noemt de auteur de autistische denkwijze.
Met autistisch denken bedoelt Pearce een autonoom, onafhankelijk soort denken dat zich niet aanpast aan de wereld van andere dingen of andere denkers, maar dat wel zijn materiaal ontleent aan die andere bron. Volgens Pearce is de geest van een kind autistisch, een rijke structuur van vrije synthese, hallucinatoir en onbeperkt. De geest van een kind kan moeiteloos over syllogismen heen stappen in een niet-logisch, droomachtig soort ‘paardensprong’-continuïteit.
“Het autistisch denken omvat zowel bewuste verbeelding als schijnbaar onbewuste processen. De hypnagogische toestand is een gangbare vorm van autistisch denken die iemand ‘overkomt’. Een kalme eenvoud die vrij is van logische problemen. Het onbewuste autistisch continuüm is een soort toestand van totale rijkdom, waarin alles waar is, waarin de energie van het denken en de energie van de bekende vormen van materie met elkaar lijken te versmelten. In het autistisch denken zijn dingen niet waar of onwaar, ze zijn eenvoudigweg.
Het autistisch denken kent geen waardeoordeel, net als een trancetoestand. Volwassenen die tot diepe trance in staat bleken te zijn, hadden als kind samen met hun ouders gespeeld en activiteiten ondernomen op een manier die de fantasie stimuleerden. Ouders hadden hen altijd weer in de werkelijkheid van het normale terug gezet met ‘genoeg nu, we gaan weer terug’ – terug naar de wereld van de echte mensen. Het soort volwassene dat in staat is zijn werkelijkheidsoriëntatie op te schorten is het soort dat een positieve herinnering koestert aan eerdere, soortgelijke ervaringen. Het kind kon altijd terugvallen op een warm gevoel van veiligheid. De grens tussen autistisch en werkelijkheidsdenken werd een veelbetreden pad, een deur die in goed geoliede hengsels hing en een veilige, makkelijke weg naar binnen bood. -Lees hier meer over de trancetoestand zoals Pearce erover schrijft-.
Toch vertoont het kind een sterk verlangen om deel te nemen aan de wereld van anderen. Uiteindelijk is zijn bereidheid tot zelfaanpassing, noodzakelijk om een relatie met de wereld op te bouwen, sterker dan zijn verlangen naar autonomie. Als dat niet zo was, was er geen beschaving mogelijk. Het feit dat wij erin slagen om het kind te laten beantwoorden aan onze criteria is het bewijs van de aangeboren drang tot communicatie en de flexibiliteit van de jonge geest. Het is geen bewijs of sanctionering van de correctheid van onze eigen constructen.
Wanneer diegene heeft ontdekt dat hij zijn aanpassing aan de werkelijkheid kan loslaten ten gunste van andere ervaringen en kan vertrouwen op zijn vermogen weer terug te keren in de wereld, heeft hij de juiste achtergrond om nieuwe dingen te accepteren. In deze achtergrond vinden nieuwe ervaringen vruchtbare bodem, zodat het aangeboren autistische vermogen voortdurend versterkt wordt. Zonder deze onkritische zin voor avontuur, echter, wordt dit mentale vermogen steeds verder onderdrukt, totdat het verschrompelt, ongeveer zoals het vermogen tot spraak bij een kind dat de formatieve elementen in de spraakontwikkeling misloopt.”
De auteur pleit dus in zijn boek voor het ondernemen van activiteiten die de fantasie stimuleren en het leren van kinderen om weer terug in de werkelijkheid te keren, terug in de wereld van de echte mensen. Vanuit een gevoel van veiligheid, waardoor op latere leeftijd gemakkelijk tussen werkelijkheidsdenken en autistisch denken kan worden geschakeld.
Als coördinator van het Autisme Kennisnetwerk Overijssel vroeg ik me tijdens het lezen regelmatig af hoe mensen met autisme dit boek zouden lezen. Ik weet niet of veel mensen met autisme de visie van Pearce onderschrijven. Mogelijk ligt de visie van Vera Helleman, dat autisme geen stoornis is maar een andersoortige menselijke constructie met een hoopgevende potentie, hier het dichts tegenaan. “Autisme is een constructie, geen ziekte. Autisme is oke. Dat is belangrijk. Zie ons dus alsjeblieft niet als zielig, zwak of kwetsbaar.”
Mensen met autisme hoor ik vaak de boodschap verkondigen dat er ‘meer begrip voor mensen met autisme‘ nodig is. Na het lezen van ‘De barst in het kosmisch ei‘ zou dit eerder een oproep aan de gehele mensheid moeten zijn: meer erkenning en begrip voor de autistische geest in ieder van ons.
Hier ligt volgens mij ook een gevoeligheid: mensen met autisme ondervinden door hun andere manier van informatieverwerking in de huidige -oordelende- maatschappij uiteenlopende hinder in het dagelijkse leven en zij doen om die reden (noodgedwongen) een beroep op de exclusiviteit van (de diagnose) autisme. Erkenning en meer begrip voor autisme is dus zeer wenselijk, maar ook als dat erkenning van de autistische geest -aanwezig in ieder van ons- betekent?
Ik sluit deze blog af met de woorden van Pearce “Misschien zal het leven een manier vinden waarop de ontwikkeling van de logica niet de vernietiging van de autistische openheid inhoudt“.
Bekijk mijn website voor deze blog met links: https://angelathissen.nl/2020/04/05/de-barst-in-het-kosmisch-ei/
1
Reageer op deze recensie