Leidse hutspot
Het zal niemand ontgaan zijn dat op de woensdagavond bij De Wereld Draait Door behalve Matthijs van Nieuwkerk en zijn gasten nog iemand aanwezig is: Nico Dijkshoorn (1960), de man met het baardje en weinig haar op het hoofd (zijn eigen woorden), die in moordend tempo voorleest, wat hij in de korte tijd daarvoor geschreven heeft over de tafelgasten van Van Nieuwkerk. Dat gebeurt kernachtig en raak getypeerd. Het kan er vrolijk aan toe gaan, maar hij kan ook verrassend ontroerend zijn.
In het dagelijkse leven is Dijkshoorn columnist, schrijver en dichter, en hij maakt muziek. De lijst van zijn publicaties is lang; naast heel veel verzamelbundels van columns prijkt daar ook een goed leesbare roman tussen: Nooit ziek geweest (2012). Alles & Niets is de laatst verschenen verzamelbundel (2017). Hierin zijn weer heel veel stukjes bijeen gebracht die eerder ergens anders geplaatst zijn of door hem voorgedragen werden. Het merendeel heeft hij geschreven voor de krant (de Volkskrant en Het Nieuwsblad) en voor Nieuwe Feiten, een Belgisch radioprogramma, waar hij zijn columns oplas. De andere stukjes vallen onder de noemers Artis en Op reis.
In deze meer dan honderd columns buitelen zijn gedachten weer over elkaar heen als dartelende veulens in de wei. Sommige stukjes zijn een beetje vreemd of bijna absurd, andere verwarrend of serieus, licht spottend tot ironisch. Humor is altijd aanwezig in zijn observaties. De ene anekdote ontlokt je een glimlach, zoals "Doos (2)". Nico heeft een prijs gewonnen, geen literaire maar een doodgewone prijs van de Postcodeloterij: een oud-Hollandse ontbijtkoekdoos, op te halen in de supermarkt om de hoek. Maar het idee dat hij in die supermarkt, waar hij 'dagelijks het viriele haantje liep uit te hangen', het woord ‘ontbijtkoekdoos’ zou moeten uitspreken, verlamt hem. En zijn vriendin 'verdomt' het om zijn doos op te halen.
Bij het lezen van al die stukjes vraag je je af hoe hij toch iedere keer weer een onderwerp vindt om over te schrijven; als voorbeeld de column waarin hij vindt dat zijn naam 'stuitend autochtoon' is: 'Ik begrijp heel goed dat het woord "hoorn" een schandalige verwijzing is naar de witte neushoorn, waar nog steeds op wordt gejaagd.' Zijn nieuwe achternaam 'moet een genderneutrale niet-koloniale naam worden zonder verwijzingen naar een schimmig verleden of nationale trots.' Hij komt er niet uit.
We houden zijn nieuwe achternaam te goed, maar intussen heeft hij wel een nieuwe naam voor de Coentunnel bedacht: 'Kuttunnel. Allemaal zijn wij geboren en allemaal hebben wij ons naar het licht gevochten. Daarna begon de ellende pas echt.' En wat staat er boven deze column? Stamppot! Op de denkbeeldige vraag van het waarom van deze titel, geeft Dijkshoorn in een andere column het antwoord: 'Als ik een slecht stukje schrijf, zet ik er een titel boven die niets met de inhoud te maken heeft.' Hij eindigt dat stukje met een aantal verzonnen titels die nergens opslaan, zoals "Een linkerschoen in laag grasland", "Het gesmolten hert", "Op de grens van gekte en geilheid"; boven dit stukje staat de titel "Verse vis", maar eigenlijk vindt hij “Mijn moeder was een buffel” het beste.
Onder de stukjes bevindt zich er niet een dat slecht te noemen is, een enkel stuk was wat warrig en leek logische samenhang te missen; maar verreweg het grootste aantal is gewoon leuk om te lezen.
Hopelijk droogt zijn bron nooit op en maakt hij genoeg mee om over te schrijven. Bescheiden merkt hij in Kwartetten op:
'Luisteraars, (…) Het spijt me erg dat ik zo teleurstellend weinig mee heb gemaakt. Als ík in een kwartetspel zat, dan weet ik wat voor informatie eronder staat: "Nico Dijkshoorn. Nergens goed voor. Bijna kaal. Huilt tijdens het paren." '
Laten we ‘nergens goed voor’ veranderen in ‘Schrijven kan hij!’
Reageer op deze recensie