Andere kamers, maar de deuren kunnen geopend worden
Het kan niet aan jarenlange levenservaring te danken zijn dat Bram de Ridder (1985) de karakters in zijn verhalen zo levensecht uitbeeldt. Daarvoor is hij eenvoudigweg te jong. Zijn diepe inzicht in wat mensen tot iets beweegt of waardoor zij zich zus of zo gedragen, komt ongetwijfeld uit een andere bron: De Ridder is socioloog en arts in opleiding tot psychiater. Dat hij verstand van zaken heeft, is in alle verhalen overduidelijk te merken. Bij bijna alle verhalen zal de lezer zich erover verbazen hoe goed een zo jonge schrijver zich kan inleven in de gevoelens van de personages. Dat dwingt respect af!
Het boek Andere kamers bevat twintig verhalen waarvan er enkele eerder verschenen zijn in onder andere Tirade en De Brakke Hond. De verhalen hebben een prettige lengte, zó dat je er een kan lezen voor het slapengaan of tijdens een korte rit in het openbaar vervoer. Stuk voor stuk worden ze bevolkt door personages die herkenbaar zijn en die zich op hun eigen manier staande proberen te houden in de wereld waarin zij leven. Het is niet per se zo dat die wereld hen slecht behandeld heeft. Sommige personages hebben gewoon ergens een ‘wond’ opgelopen, zoals de twee bejaarde zussen in het verhaal ‘Snorremans’. Het is een paar dagen voor de sterfdag van hun vader. Ada zit nog bij te komen van haar val in de vijver en belt haar zus. Het gesprek verloopt nogal stroef. Wanneer de zus zegt dat zij “door veel eenzaamheid en pijn” gaat, zegt Ada dat ook zij eenzaamheid voelt, “als eindeloos gure winterwind in je borststreek.” (Prachtige vergelijking!) Terwijl Ada haar zus probeert te helpen door te zeggen dat “bidden heelt”, wil de zus Ada wakker schudden:
“’Bidden tot een god die niet bestaat en de werkelijkheid die wel bestaat ontkennen. Snorremans [hun vader] heeft ons misbruikt, zussie.’ (…) ‘Jouw tuin lijkt op die van onze ouders, met de vijver en de moestuin en de rozenstruik ertussenin.’ (…) ‘Dit is jouw manier om te voelen alsof alles goed is. Jouw huis is als ons ouders huis. Jij schrijft je verleden over met een gelijkende versie, maar dan zonder Snorremans, behalve rustig in een lijstje aan de muur, en dan lijkt het alsof het niet heeft plaatsgevonden.’”
En ja, ze spreken toch weer af om samen naar het graf van hun vader te gaan. In andere verhalen is het de ouderdom die genadeloos toeslaat, zoals in ‘Post-its’ en ‘Maumivu’, of er is sprake van stomme pech, er zit al dan niet tijdelijk iets niet goed bij sommigen vanbinnen, in ‘Klooster’ of ‘Ochtend’ bijvoorbeeld.
In bijna alle verhalen laten de personages wanneer ze het het moeilijkst hebben, de ander dichterbij komen en de ander doet zijn best de helpende hand te bieden. Maar eenzaamheid en gebrek aan contact blijven desondanks voelbaar, twee zaken die mooi gevisualiseerd zijn op de cover van het boek.
Naast de hierboven genoemde verhalen zijn er nog een paar die eruit springen omdat ook deze een gevoelige snaar bij de lezer zullen raken. Het openingsverhaal is er zo een. Een grote stoere kerel, Bonk, verontschuldigt zich bij een vroeger jeugdvriendje van zijn zoon voor zijn gedrag jegens zijn zoon toen deze jong was. Een paar dagen later vindt men Bonk dood. Verder de verhalen ‘Mist’, ‘Haar gezicht’, ‘Klooster (II)’ en ‘Gebreken’.
Los van een zin als “Opa stond ons buiten de poort van school op te wachten, met zijn beige jas, rode sjaal en zijn dikke buik,” is De Ridder er niet op uit om de lezer te laten lachen. De stijl die hij hanteert is prettig leesbaar en verzorgd, maar zonder nadrukkelijk opvallende stijlmiddelen die zouden kunnen afleiden van de inhoud van de verhalen. Want daar draait het om in deze bundel die van harte wordt aangeraden.
Reageer op deze recensie