Tuin der lusten (lasten?)
De cover met de frisse groene kleuren, de leuke ezelskop, het grappige bijtje, de uitnodigende worteltjes, het sappige radijsje, de stengeltjes en de slak stemt je vrolijk. En de inhoud van dit bijzondere tuinboek met zijn hilarische anekdotes maakt je stemming alleen nog maar beter.
Lola Randl (1980), scenarioschrijver en filmmaker, ruilde het drukke Berlijn in voor een klein dorp in de regio Brandenburg, gelegen in het oosten van het voormalige Oost-Duitsland. Een eenvoudiger leven in de natuur stond haar voor ogen en daarbij hoorde de aanleg van een tuin. Het zou kunnen zijn dat De grote tuin (Der Grosse Garten) – dat in Nederland verscheen in september 2020 in de mooie vertaling van Goverdien Hauth-Grubben – een weergave is van Randls 'geploeg' aldaar, of dat het leven op het platteland haar inspireerde tot dit boek. Onbelangrijk! Wat telt is dat de lezer heel veel plezier zal beleven aan dit handige tuinboek voor dummies, aan deze verzameling anekdotes, dagboeknotities, encyclopedie-achtige weetjes, filosofische beschouwingen van de koude grond, overpeinzingen en ook gewoon alledaags geneuzel.
De ik-persoon vertelt met grote openhartigheid over alle mogelijke onderwerpen, zelfs die waarover je normaal enige terughoudendheid betracht, zoals haar seksleven met 'de man' en 'de minnaar', maar ook met 'de analyticus'. Wanneer zij en de minnaar het gehad hebben over de wereldondergang is het helemaal slecht gesteld met ‘s minnaars potentie; hij wordt doorgestuurd naar een uroloog om zijn prostaat te laten onderzoeken. Terwijl de minnaar daar braaf op zijn beurt wacht, loopt zij per ongeluk expres bij de analyticus binnen:
'De analyticus heeft een heel gevoelige prostaat en hij heeft graag dat ik die stimuleer. Ik kan me de ligging van de prostaat maar moeilijk voorstellen, maar stimuleer hem zo goed ik kan.'
Geen van haar naasten (op zoontje Gustav na) krijgt een naam in deze roman; wel enkele bijpersonages, zoals het echtpaar van de groenten en de bloemen, Irmgard en Hermann; de zwarte bok Abraham; de wereldverbeteraar Veronika met haar permacultuurboerderij.
Het ik-personage heeft het druk wanneer ze een tuin wil aanleggen, ze heeft daar namelijk geen enkele ervaring mee. Alles wat zij rondom het hele gebeuren van tuin en natuur beleeft en onderzoekt, beschrijft zij in lemma-achtige stukjes, die ook als zodanig achter in het boek met paginanummer alfabetisch opgezocht kunnen worden, van aardappelkevers tot zwerm, compostplee en God, fruitbomen snoeien en Japanners, midlifecrisis en radijsjes.
'Je kunt radijsjes goed met zout op brood eten of in de sla. Het beste smaken ze op een heel warme dag. Ze laten zich zowel met de minnaar als met de man heel goed bij het ontbijt nuttigen. Kinderen vinden radijsjes ook lekker.'
De onbevangen, niet bevooroordeelde manier van kijken naar de dingen en de mensen om haar heen doet weldadig aan. En het zijn zeker niet alleen maar beschouwingen of overpeinzingen die we lezen. Wel degelijk valt er ook iets te leren, zoals over het gedrag van mol en muis, of over sla, slakken en sneeuwklokjes. De toon is nooit belerend (wel die van haar moeder).
Niet alleen heeft de ik-persoon het druk met over alles en iedereen in het dorp te schrijven, maar zij ís ook druk (het is druk in haar hoofd), legt druk op anderen en haarzelf. Hoe gecompliceerd en ruimte-innemend zij is, bemerkt ze wanneer ze na een moeizame discussie met de minnaar naar het huis van haar en de man vlucht, waar ze niet hoort te zijn op minnaarsdag:
'…ben ik er toch naar binnen gegaan, beneden, heel zachtjes, zodat niemand me hoorde. En toen is me opgevallen hoe vredig het bij ons in huis is als ik er niet ben.'
Het is die ongecompliceerde manier van vertellen over luchtige, maar ook meer serieuze zaken die dit boek zo aangenaam maakt om te lezen. Een unieke roman in anekdotische vorm, vermakelijk met een vleugje ernst.
Reageer op deze recensie