Hoe moeilijk het is om Joods erfgoed terug te krijgen
Vijfenzeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog leveren Joodse erfgenamen nog steeds strijd om te krijgen wat hun toekomt en tegelijkertijd eigenen anderen zich gemakkelijk goederen toe die hun niet toekomen of zijn niet genegen die af te staan. Dit is wat duidelijk naar voren komt in De nalatenschap van Menachem Kaiser (1985).
Menachem Kaiser wordt acht jaar na de dood van zijn grootvader geboren. Het enige dat hij van zijn vader over zijn opa vernomen heeft, is dat hij Holocaustoverlevende is en na de oorlog verhuisd is naar Amerika, waar hij in 1977 overleed. Lange tijd was Menachem tevreden met deze kennis over zijn grootvader, totdat hij in 2010 in Polen was en spontaan besloot de geboortestad van zijn grootvader te bezoeken. Deze kwam uit Sosnowiec, een grote, grauwe stad in Silezië, dat ooit behoorde tot Duitsland en na 1945 toegewezen was aan Polen. Pas veel later wilde de schrijver iets van zijn grootvader ‘vangen’ en ging zodoende op zoek naar het pand dat deze twintig jaar lang, zonder succes, geprobeerd had terug te vorderen.
Kaiser schrijft boeiend over zijn eigen ervaringen bij het terugvorderen van dit familiebezit. Als lezer voel je zijn emoties, zoals zijn verlegenheid met de situatie wanneer hij aanbelt bij het bewuste pand en gesprekken aangaat met de bewoners zonder zijn motieven duidelijk te maken. Er is frustratie over het juridische gevecht met de Poolse autoriteiten en er is verontwaardiging als blijkt dat allereerst bewezen moet worden dat andere familieleden overleden zijn, die als ze de Holocaust overleefd zouden hebben, minstens 108 jaar oud moeten zijn!
Had Kaiser alleen geschreven over ‘zijn’ jacht naar het familiebezit – die bij verschijnen van dit boek nog niet is afgesloten – dan was dit misschien het zoveelste, bekend klinkende verhaal geweest over het terugvorderen van in de oorlog geroofde bezittingen. Dit boek biedt meer: een bijzondere verhaallijn die de schrijver invoegt in zijn eigen verhaal is die van de zogenoemde explorateurs. Na zijn kennismaking met hen wordt hij in hun groep opgenomen, zelfs bijna als een held gezien omdat zij in hem de kleinzoon zien van Abraham Kajzer; diens boek Za Drutami Smierci is voor explorateurs hét handboek bij hun jacht naar alles wat in de Tweede Wereldoorlog geroofd en verstopt is. De weliswaar moeizaam verlopende gesprekken met hen hebben een interessant verhaal opgeleverd over hun grenzeloze passie, hun onderzoekingen, hun vondsten en complottheorieën. De beschrijving van hun drankfeesten die hij noodgedwongen bijwoont, voegt helaas niets waardevols toe.
Vanzelf diende zich een volgende verhaallijn aan, die van het boek van Abraham Kajzer. Dit blijkt een dagboek te zijn dat hij bijgehouden heeft tijdens zijn verblijf in de concentratiekampen en na zijn geslaagde vluchtpoging. De fragmenten uit dit dagboek van de volle neef van zijn grootvader lezen als een roman en zijn aangrijpend.
In Menachems boek wisselen deze verhaallijnen elkaar af, niet alsof ze op zichzelf bestaan, maar steeds zó dat de onderlinge verwevenheid duidelijk zichtbaar is. De auteur voelt feilloos aan wanneer hij het onderwerp van de ene verhaallijn even moet laten rusten. De hoofdstukken hebben een prettige lengte. Het zou handig geweest zijn als het kaartje van de geografische ligging van Silezië vooraan in het boek geplaatst was én er een verklaring van Joodse termen was.
De schrijfstijl van de auteur is verzorgd en goed leesbaar; waar spreektaal vereist is, gaat hij daar vloeiend op over, waar een beschouwing gegeven wordt is het taalgebruik aangepast, evenals waar hij met zijn frustraties worstelt. De uitstekende vertaling is van de hand van Fred Hendriks.
De nalatenschap is een boeiende, goed geschreven mix van een jarenlange queeste en van het speurwerk van explorateurs; het geeft inzage in het gemankeerde rechtssysteem van Polen en het bevat ontroerende dagboekfragmenten van Abraham Kajzer, die in tegenstelling tot de grootvader van Menachem meer van zichzelf heeft nagelaten.
Reageer op deze recensie