Tijd heelt niet alle wonden
Otto de Kat is het pseudoniem van Jan Geurt Gaarlandt (1946). Na zijn studie theologie en Nederlands was hij literair criticus en uitgever. Sinds 1998 publiceert hij romans die vrijwel allemaal op short- en longlists terecht kwamen, zoals Man in de verte, De inscheper, Julia, Bericht uit Berlijn en De langste nacht. Zijn romans werden vertaald naar het Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Zweeds. In maart 2018 verscheen zijn jongste roman Freetown, ook deze, net als zijn andere romans bij Uitgeverij Van Oorschot, in een mooie uitgave voorzien van harde kaft en een nog mooiere cover.
De roman Freetown bestaat uit twee delen. Het eerste en grootste gedeelte speelt door de vele flashbacks vooral in het verleden. Het tweede, vrij korte gedeelte in het heden van het verhaal met een wending die de lezer niet ziet aankomen. Knap gedaan van de schrijver!
Vincent en Maria hebben, toen ze beiden ergens in de vijftig waren, een relatie met elkaar gehad. Om zijn kinderen niet te verliezen heeft Vincent tamelijk plotseling hun verhouding beëindigd. Negen jaar later roept Maria de hulp van Vincent in, hopend dat hij (psychotherapeut van beroep) haar kan helpen. Maar de negen jaar zonder Maria zijn voor Vincent rampzalig verlopen:
“Toen ze voor de deur stond, wist ik niets anders tegen haar te zeggen dan dat het bijna negen jaar geleden was. Niet waar, het was gisteren. Ik heb het gevoel dat ze alles aan me kan zien. Dat ik warm word en koud, rood en dan weer bleek.”
Wanneer Maria na al die jaren weer naast hem zit en praat, beseft hij dat hij al jaren vergeten was wat er in en om hem gebeurt. “Ik leef op de tast, doe alles ‘zo’n beetje’, in een halfbewuste toestand.” Maria heeft in de tussentijd met alle liefde die zij in zich had, geprobeerd een vluchteling uit Freetown te helpen zich thuis te laten voelen in Nederland. Maar deze jongen, Ishmaël, laat haar op dezelfde manier in de steek als Vincent dat deed.
Er volgen maar een paar gesprekken tussen Vincent en Maria, waarbij weinig gesproken wordt, maar heel veel gedacht:
[Vincent] “En wat zit ik haar nou aan te staren, ze wil iets van me horen. Natuurlijk, ik moet reageren. Maar ik kan haar toch niet zeggen dat haar verhaal me verschrikkelijk raakt, dat het me bijna bang maakt? (…), ze kan niet weten dat ik al negen jaar ondergronds ben. Zij vond Ishmaël, ik niemand en niets meer.”
Vanuit wisselend perspectief gaan de twee volledig op in hun herinneringen, aan wat zij voor elkaar gevoeld hebben, aan een eerdere liefde (Vincent), aan Ishmaël, aan hoe hij voor het eerst aan haar deur verscheen en wat hij voor haar betekende (Maria).
Otto de Kat laat zien dat je in een gering aantal pagina’s (165) waarin weinig gesproken wordt, een complete, afgeronde roman kunt schrijven: drie aangrijpende, met elkaar verweven verhalen, dat van Maria die zielsveel gehouden heeft van Vincent en Ishmaël, dat van Vincent, die zijn grote liefde Maria in de steek gelaten heeft en dat van de jonge Afrikaan die op zoek naar vrijheid zijn gewelddadige geboorteplaats Freetown ontvlucht, maar zich nergens meer thuis voelt.
Het proza dat de auteur hanteert, is eenvoudig en niet hoogdravend. Kort of lang, elke zin maakt indruk. Regelmatig lijken zinnen zo uit een gedicht gestapt te zijn:
“Vreemd, hoe onze liefde ons leven versplinterde. Het was alsof ik door een ongrijpbare kracht van de werkelijkheid werd weggehaald.”
Het boek wordt nergens sentimenteel of pathetisch. Maar overduidelijk ‘voelt’ de lezer wat de personages voelen zonder dat dat expliciet gemaakt wordt. Otto de Kat brengt de lezer vanaf het begin van het boek in vervoering, raakt hem midden in het hart en maakt heel veel bij hem los. Deze roman is een schitterende parel van een grote schoonheid.
Reageer op deze recensie