Naar zelfkennis
De personages in de romans van Vonne van der Meer (1952) zijn geen excentriekelingen, maar gewone mensen in wie de lezer zichzelf of mensen uit zijn omgeving kan herkennen. Ze zijn getooid met de deugden of behept met de ondeugden die we allemaal in meer of mindere mate hebben. Misschien verklaart dit waarom de auteur zich al jarenlang mag verheugen in een grote schare fans. Van der Meer, schrijfster van romans en toneelstukken, komt bijna elk jaar met een nieuw boek. Naar Lillehammer, haar jongste roman, verscheen in februari 2021.
In Naar Lillehammer wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van Cécile, het hoofdpersonage; zij is een negenenveertigjarige vrouw, net gescheiden na een huwelijk van tien jaar. Ze heeft geen kinderen, waarvoor zij haar ex Fred verantwoordelijk houdt: hij had zich al vroeg laten steriliseren.
De lezer valt midden in het verhaal: het is zomer, een maandagmorgen waarop Cécile haar leven totaal anders kan inrichten dan zij tot dan toe gedaan heeft – het toeval zal haar daarbij een handje helpen. Cécile nam gedwongen afscheid van haar baan, nadat ze eerst Fred aan de kant geschoven had. Op deze maandag neemt ze definitief afscheid van alles wat haar nog verbond aan haar ex-man door een dikke envelop met ansichtkaarten, foto’s en een brief naar hem retour te zenden. Door terugblikken komt de lezer te weten dat het de verstikkende aanwezigheid van Fred is geweest die haar heeft doen verlangen naar een leven zonder hem.
Aan haar kinderloosheid komt (tijdelijk?) een einde doordat de mooie Nigeriaanse Gladys, die zich probeert los te maken van haar pooier, haar dochtertje Faith zonder pardon bij Cécile parkeert. Voor de duur van een paar dagen. Die paar dagen worden de vier weken die dit verhaal in beslag neemt.
Van het karakter van Gladys en de andere nevenpersonages, Rogier, Bram en een rechercheur, komt men vrijwel niets te weten. Hun rol in het verhaal is een dienende. Het karakter van het hoofdpersonage daarentegen wordt diep uitgespit door de schrijfster. Door Céciles gedachten en haar reacties op het gedrag van de mensen om haar heen, krijgt de lezer inzicht in haar karakter. Van der Meer laat nogal wat thema’s aan bod komen waarvan de belangrijkste jaloezie, liefde, vrouwenhandel en een soort voodoo-religie zijn. Nergens steekt zij een belerend vingertje op.
Van der Meer heeft een alledaagse, sobere schrijfstijl; zij gebruikt nauwelijks beeldspraak. Haar woordkeuze is eenvoudig. In haar ijver om kort en bondig te zijn, heeft de schrijfster verwijswoorden als 'ze' geschrapt, waar ze beter gehandhaafd hadden kunnen blijven.
'Nog half in slaap stond ze op, zette water op voor thee, liet de havermout wellen. Alles als door een dichte mist en met onwillige spieren. Gaf Faith een kleedje aan om de balkontafel te dekken. Liet haar met lege mokken, [...]. Hield de balkonrand voortdurend met een schuin oog in de gaten.'
Het weglaten van het onderwerp 'ze' vanaf 'Gaf' levert stroef lopende zinnen op. Dat hinderlijke weglaten van onderwerp gebeurt op meer plaatsen.
Wat inhoud van het verhaal betreft gebeurt er, zeker in het begin, niet veel; de plot ontvouwt zich langzaam. Niet relevante beschrijvingen van bijvoorbeeld 'een goed ontworpen gebouw' waar Cécile met haar logeetje langs fietst, zorgen voor extra vertraging. In Lillehammer komen we niet, wel in Amsterdam en Lunteren.
Afgezien van een dichtgemept oog komt er pas laat in het verhaal een beetje spanning, maar niet door de vondst van een lijk of het optreden van een rechercheur, hoewel de lezer met Gladys hoopt op een veilig heenkomen naar Lillehammer. Nee, de spanning is van een andere orde: is de zelfkennis die Cécile in deze vier weken opdoet genoeg voor een frisse start met een nieuwe geliefde? Rekent zij af met die vreselijke demon 'jaloezie'?
Reageer op deze recensie