Een stapel slachtoffers
Hoe meer doden, hoe beter? Meer dan twintig zijn het er in Galgenveld en ze liggen letterlijk opgestapeld, in een ondergronds reservoir. De stank is niet te harden en wordt bij de politie gemeld door een jongeman, die toevallig op die locatie een gezellig samenzijn had met een meisje, waarna onderzoek naar de oorzaak van de stank volgt. De restanten van de lichamen in het reservoir zijn merendeels slechts botten, zo lang liggen ze er al. De oudste onder, de versere bovenop, de stapel wordt kennelijk met de regelmaat van de klok hoger. Het zijn allemaal vrouwen. Heeft niemand hen ooit gemist? Meer dan twintig verdwijningen in de regio zou moeten opvallen. Achterhalen van hun identiteiten vergt tijd, politie en Bureau Misdaadbestrijding zoeken naarstig naar verbanden en sporen die naar de dader leiden.
John Sandford lust wel pap van dodelijke slachtoffers, want er vallen er nog meer ten tijde van het onderzoek, ook de bij-verhaallijnen eisen hun aandeel op. Te veel van het goede, voor zover je in dezen überhaupt van goed kunt spreken.
Galgenveld is deel 24 in de Lucas Davenportreeks. Dat niet elk deel van een reeks even aansprekend kan zijn, is logisch. Deel 23 bijvoorbeeld, Het schandaal, dat circa een jaar geleden verscheen, was een van de mindere Davenports. Helaas is Galgenveld niet veel beter: verhaal loopt lekkerder en er zit als extraatje een ‘leukigheid’ in die wellicht niet iedere lezer voelt aankomen, maar voor het overige zou je de bedenkingen over Het schandaal hier kunnen kopiëren. Galgenveld blijft verstoken van ook maar enige diepgang of motivatie. Virgil Flowers komt deze keer alleen in telefoongesprekken voorbij. Davenports dochter Letty gaat nota bene mee naar de plaats delict, doet zelfs haar zegje tijdens een briefing en verdiept zich in het onderzoeksdossier. Het moet niet gekker worden.
Lucas Davenport zelf ziet een aanwijzing over het hoofd, tamelijk onnozel, want hij was op zoek naar … Was hij alerter geweest, dan zou de moordenaar pakweg honderd pagina’s vroeger in beeld gekomen zijn dan nu het geval is. De lezers weten trouwens wie het is. Sandford laat niet onvermeld dat Davenport nog steeds netjes zijn handen wast na het plassen: Lucas kwam de badkamer uit nadat hij zijn handen had gewassen. Slordigheden in de vertaling maken het geheel er niet beter op. Voorbeelden: uithoren in plaats van horen of verhoren, het zou hem opgevallen kunnen hebben in plaats van opgevallen kunnen zijn, zich van iets overtuigen in plaats van zich van iets vergewissen.
Evenals in het vorige deel grossiert de auteur in eenvoudige zinnetjes, afgewisseld met zinnen die door hun lengte en vele komma’s nauwelijks begrijpelijk zijn. Veel banaliteiten ook, flauwe humor en toevoegingen die niet relevant zijn.
“We denken dat een van de inzittenden eerst de twee gewonden heeft doodgeschoten, daarna zijn vrouw en uiteindelijk zichzelf.”
“Jezus christus.”
“Nee, die was er niet bij,” zei C.
Lucas was geen liefhebber van begraafplaatsen, maar die van Holbein zag er best aardig uit, althans, voor een begraafplaats, en als iemand hem zou vertellen dat hij hier ooit begraven zou worden, als hij – laten we zeggen – honderdveertig was, na een lang leven vol seks en barbecues, zou het vooruitzicht hem niet ontevreden stemmen.
De echte Lucas Davenportliefhebbers zal de kritiek worst zijn, die genieten evengoed wel. Twee delen liggen ter vertaling in het verschiet: Gathering Prey (#25) en Extreme Prey (#26). Respect voor de auteur, die op 72-jarige leeftijd nog niet van ophouden weet!
Reageer op deze recensie