Fijnzinnige historische roman blijkt derde deel uit serie
In veel opzichten is Aan de oever van de Seine, een historische roman van de Canadese auteur Jennifer Robson (1970), een mooi boek. De locaties uit de jaren ‘20 worden prachtig ingekleurd, de belangrijkste karakters zijn opvallend levensecht en het taalgebruik is eenvoudig en stijlvol tegelijkertijd. Ondertussen is het verhaal inhoudelijk erg innemend en kent het een leuke artistieke insteek. Vreemd is alleen het feit dat dit boek het derde deel van een serie is, terwijl de eerdere delen niet in het Nederlands zijn uitgebracht. De vraag of dit boek desondanks als standalone valt te lezen is echter moeilijker te beantwoorden dan uitgeverij HarperCollins zich wellicht had voorgesteld en het antwoord kan per persoon verschillen.
Jennifer Robson is de dochter van de historicus Stuart Robson, die een gezaghebbend boek over de Eerste Wereldoorlog schreef. Jennifer nam die interesse over en kwam naar Europa om te studeren en als gids te werken bij het ‘Canadian National War Memorial’ in Frankrijk. Als auteur schreef ze vervolgens meerdere historische romans die zich rondom of tijdens de Grote Oorlog afspelen.
Aan de oever van de Seine is Robsons eerste Nederlandse vertaling, welke onberispelijk is verzorgd door Mieke Trouw. De oorspronkelijke versie, Moonlight over Paris, verscheen als derde deel in de serie ‘The Great War’ en speelt zich enige jaren na de Eerste Wereldoorlog af. Het eerste deel, Somewhere in France, vindt tijdens de oorlog plaats en het tweede deel, After the War Is Over, kort erna. Ieder deel heeft een andere heldin, maar de dames hebben wel een onderlinge connectie en hun verhalen lopen in elkaar over.
In 1924 is de Grote Oorlog alweer zes jaar voorbij, maar zijn veel mensen er nog zwaar door getekend. Hoofdpersone Lady Helena raakte na de oorlog in een onverkwikkelijke situatie verzeild nadat haar toenmalige verloofde was teruggekeerd van het front. Inmiddels is ze 28, ongetrouwd en licht ze doodziek te bed. Ze weet echter te herstellen en besluit voortaan echt iets van haar leven te maken. Aldus vertrekt ze naar haar tante aan de Cote d’Azur, waar ze kennismaakt met de in Parijs wonende Amerikaanse journalist Sam Howard. Na de zomer vertrekt Helena ook naar Parijs en begint aan een schildercursus bij de vermaarde Maître Czerny. Ze maakt er nieuwe vrienden en verstevigt ook haar contact met Sam. Angst en gevoelens van minderwaardigheid steken echter toch weer de kop op, waardoor het moeilijk wordt voor Helena om haar voornemens ook echt uit te voeren.
De kracht van Aan de oever van de Seine ligt vooral besloten in het universele karakter van de worstelingen die Helena doormaakt. Natuurlijk is het in de jaren ‘20 moeilijker voor vrouwen om een eigen bestaan op te bouwen dan tegenwoordig, maar toch zullen veel hedendaagse vrouwen zich in haar herkennen. Dat komt ook doordat Helena bijzonder levensecht wordt neergezet en je ook andere personages zo voor je ziet. De ronduit sprookjesachtige decors (rustiek dan wel chique) doen daar blijkbaar niets aan af.
Niettemin is het te merken dat dit boek niet op zichzelf staat. Helena’s voorgeschiedenis wordt bijvoorbeeld maar karig behandeld, aangezien die in vorige delen al aan de orde is geweest. Ook worden er soms personen of zaken vermeld die nieuwe lezers niet kennen. Aan de andere kant worden er verhaallijnen opgezet rondom Helena’s drie nieuwe vrienden, maar worden die niet afgerond of uitgediept. Vooral de mysterieus gehouden verwikkelingen rondom de Amerikaanse Daisy lijken een opzet voor deel vier.
Uiteindelijk is Aan de oever van de Seine begrijpelijk genoeg om als standalone te lezen, maar laat het wel het gevoel achter dat er iets mist. Het verhaal rondom Helena en Sam staat helder op de foto, maar de zaken daaromheen vervagen al snel. Daar zal de ene lezer zich meer aan storen dan de andere. De fijnzinnigheid, herkenbaarheid en levendigheid van deze roman vraagt echter om het voordeel van de twijfel. En om een vertaling van de eerste twee delen.
Reageer op deze recensie