Typisch Tschai, maar twee verschillende verhalen
Tussen 1967 en 1970 publiceerde Jack Vance ieder jaar trouw een deel in zijn tetralogie over de woelige planeet Tschai. Dunne delen, dat wel, en voorzien van een doorlopende verhaallijn. Daarmee had dit best één dik boek kunnen zijn dat om commerciële redenen in vieren was geknipt. Dat is echter niet het geval. De afzonderlijke delen bestaan wel degelijk uit een afgerond verhaal met climax. Ze worden tot serie aan elkaar gesmeed door hoofdpersoon Adam Reith, Tschai en de doorlopende lijn. Dit jaar is de complete serie in het Nederlands heruitgegeven in twee omnibussen onder de titel De Tschai Cyclus, met in deze laatste omnibus de verhalen De Dirdir en De Pnume.
Jack Vance (1916-2013) is een van de aartsvaders van de fantastische literatuur zoals wij die kennen en was meer dan zestig jaar actief als auteur. Fans hebben zijn complete werk samengebonden tot de lijvige Vance Integral Edition, waarbij ze het tevens hebben opgeschoond van redactionele wijzigingen en teruggebracht in zijn oorspronkelijke staat. Deze teksten worden nu bij voorkeur gebruikt bij nieuwe vertalingen en publicaties.
Dat is ook gebeurd bij deze heruitgave. Alleen bij het tweede boek, Onder de Wankh, is de oorspronkelijke vertaling van Mark Carpentier Alting uit 1969 gehandhaafd. Erik Zwierd nam het eerste deel, Een stad vol Chasch, opnieuw onder handen en Warner Flamen de gehele tweede omnibus. Beide vertalers sluiten daarbij mooi aan op het wat ouderwetse woordgebruik uit 1969 maar houden de tekst toch vlot leesbaar. Dat gedateerde taalgebruik is overigens precies wat het zijn moet, want het past bij de stijl van Vance en bij de sfeer van de verhalen.
In de vorige delen bleek al dat Vance, die zowel sciencefiction als fantasy schreef, met deze serie een cross-over schreef. Adam Reith is een aardse ruimtevaarder die op Tschai strandt en dan verwoed op zoek gaat naar een nieuw ruimteschip waarmee hij naar de Aarde kan terugkeren. Maar dat gaat op deze planeet niet zomaar en er wacht hem een avontuurlijke queeste. Daarbij ontdekt hij de vele eigenaardigheden van Tschai en zijn bewoners en raakt er regelmatig door in de problemen. Toch is het derde deel, De Dirdir, net even anders. Dit boek concentreert zich sterk op pogingen van Reith om een nieuw ruimteschip te bouwen. Daardoor wordt er beduidend minder gereisd en leren we nauwelijks nieuwe levensvormen kennen. Tschai is in al zijn kleurrijke broeierigheid weer herkenbaar aanwezig, maar Reith en zijn kompanen Traz en Anacho verblijven deze keer uitsluitend in het gebied van de buitenaardse Dirdir. Daar zijn zowel het geld als de technische kennis voor het bouwen van een ruimteschip aanwezig. Om beiden te verkrijgen moeten de helden echter de voorliefde van de Dirdir voor bloedsport in de vorm van mensenjacht zien te weerstaan. Dat levert veel grof geweld op en uiteindelijk het spannendste boek van de serie, maar helaas gaat dat wel ten koste van verwondering en diepgang.
Het vierde deel, De Pnume, lijkt weer meer op de eerste twee delen. Reith wordt ontvoerd door de geheimzinnige Pnume, die onder de grond leven met de aan hun aangepaste Pnumemensen. Zo leren we de vreemde gewoonten van dit volk kennen en later in het verhaal ook nog van andere volkeren. Ondertussen doet Reith een verrassend nieuw maatje op in de vorm van een jonge Pnumevrouw, die de luisterrijke naam Zap 210 meekrijgt. Ze is een serieuze poging van Vance om een leuk vrouwelijk karakter neer te zetten, wat niet zijn grootste talent was. Ook Zap 210 komt niet helemaal tot bloei, maar dwingt toch sympathie af. Daarnaast is ze de aanzet tot een boek dat veelal draait om seks, voortplantingsmethoden en maatschappelijk geharrewar daarover.
Daarmee verschillen zowel de sfeer als de aard van deze twee verhalen dus behoorlijk. Uiteindelijk kent de serie echter een constant hoog niveau, zonder teleurstellend deel ertussen. En zo wordt de lezer er vijftig jaar na de eerste publicatie nog steeds door meegesleept.
Reageer op deze recensie