Franse politiek in het Parijs van de negentiende eeuw
De romancyclus ‘Op zoek naar de verloren tijd’ van Marcel Proust (1871-1922) is waarschijnlijk een van de bekendste uit de wereldliteratuur. Het derde deel in de cyclus, De kant van Guermantes, verscheen bij De Bezige Bij in een nieuw jasje. Dit derde deel werd vertaald door Thérèse Cornips.
Guermantes is een naam die de lezer van deel één zich vast nog weet te herinneren, het hoofdpersonage was als jongeling al gefascineerd door de hertog en de hertogin. In dit derde deel verhuist het hoofdpersonage samen met zijn grootmoeder en Françoise van Combray naar het Parijse hôtel de Guermantes. We hebben de jonge jaren achter ons gelaten en steeds meer verwijzingen naar gebeurtenissen in de toekomst steken de kop op gedurende het verhaal.
Net als de vertalingen van de eerdere delen (door Philippe Noble en Désirée Schyns) is dit derde deel in het Nederlands goed te lezen voor wie zich eraan durft te wagen. Deze keer mist de lezer echter de uitgebreide inleiding en het notenapparaat door Ieme van der Poel en Ton Hoenselaars. Wel heeft de vertaalster hier en daar een voetnoot opgenomen wanneer er een vertaalde passage uit een andere editie is opgenomen voor de volledigheid.
Een beetje achtergrondinformatie is niet overbodig bij het lezen van De kant van Guermantes, zo schrijft Proust over actuele ontwikkelingen in de Franse politiek, voornamelijk over de Dreyfus-affaire. Het antisemitisme in de wereld van Proust sprak al eerder uit de romans, maar met de talloze verwijzingen naar en discussies tussen verschillende personages over de veroordeling van de Joods-Franse officier Alfred Dreyfus (1859-1935) bereikt dit thema in het derde deel een hoogtepunt.
Ook voor wie zich niet specifiek interesseert in de Franse krijgskunst, oorlogsvoering en de beschrijving van de Dreyfus-affaire is De kant van Guermantes een aanrader na de twee andere delen in de reeks. De lezer begint een beetje vertrouwd te raken met de schrijfstijl van Proust, evenals met zijn personages en de wereld die hij ons voorschotelt. Verwijzingen vallen op hun plek en de Parijse salons met alle etiquette en intriges beginnen al een beetje als thuis te voelen.
“De indruk die een persoon of een kunstwerk (of een vertolking) van een zeer uitgesproken karakter op je maakt staat op zichzelf. […], het oplettende brein ziet een met nadruk zich opdringende vorm voor zich waarvan het geen verstandelijk equivalent bezit, en waaruit het de onbekende grootheid moet halen. […] En om die reden zijn het, indien oprecht beluisterd, de werkelijk mooie stukken die het meest teleurstellen, omdat er in onze verzameling opvattingen niet een is die beantwoordt aan een individuele vorm.”
Het begin van het boek lijkt filosofischer dan de eerdere delen, Proust schrijft in algemeenheden en er volgen verhandelingen over dromen, het bewustzijn, herinneringen en schoonheid. Thema’s die de lezer intussen ook niet meer vreemd zullen voorkomen. Ook wijst de auteur de lezer er nogmaals op dat namen gedurende een mensenleven heel verschillende connotaties kunnen oproepen en dat niemand is wie hij lijkt te zijn.
“Woorden veranderen in de loop van eeuwen niet zo van betekenis als namen het in onze ogen binnen luttele jaren doen. Ons geheugen en hart zijn niet groot genoeg om trouw te zijn. Wij hebben, in onze gedachten van het moment, niet genoeg plaats om er de doden naast de levenden te bewaren.”
Vervolgens richt het verhaal zich weer op het leven in Parijs, de ziekte van de grootmoeder van het hoofdpersonage en de vooraanstaande salons waarin hij zich begeeft. In het laatste deel wordt in de salons druk gediscussieerd over de kunsten, de poëzie en proza van Victor Hugo en Émile Zola en de schilderkunst van Elstir en Frans Hals. De adellijke personen komen er echter niet altijd zonder kleerscheuren vanaf. Zo worden ze bekritiseerd door het feit dat Proust laat zien dat velen van hen dure woorden buiten enige context foutief gebruiken om intelligent over te komen.
“[…], zoals menigeen uit het volk dat zou hebben gezegd, want men kan naar den bloede prinselijk en naar de geest van lage komaf zijn.”
Op zoek naar de verloren tijd is een indrukwekkend werk, niet alleen qua omvang – ook dit derde deel telt weer meer dan 700 pagina’s – maar ook qua stijl en taalgebruik. De lezer stuit keer op keer op prachtige passages die meer dan de moeite waard zijn en ons ook nog van alles vertellen over het leven in Parijs aan het einde van de 19e eeuw. Ook De kant van Guermantes is, evenals zijn voorgangers, geen gemakkelijk boek. Het lezen van de gehele cyclus vergroot – zelfs al na drie delen - wel de bewondering voor de auteur en het werk.
Reageer op deze recensie