Levenslang in literatuur
Christine Otten (1961) debuteerde in 1995, maar brak in 2004 door met de grote roman De laatste dichters, die werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Otten werkte als journalist voor onder andere De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland en is de bedenker en auteur van de ‘Gevangenis Monologen’: theatervoorstellingen gebaseerd op de verhalen van gedetineerden. Sinds tweeënhalf jaar begeleidt ze een schrijfgroep van langgestraften in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos.
Net als Otten leidt hoofdpersonage Katrien Achenbach schrijfworkshops in de gevangenis. Zelf worstelt zij met een writers block maar in het Re-integratie- en Onderwijscentrum gaat er een wereld voor Katrien open. Ze maakt kennis met de levenslang gestrafte Luc S., die in het geheim een dagboek bijhoudt maar niet te porren is voor haar workshops. Katrien begint steeds meer thuis te komen in haar schrijfgroep, en vindt bij de gedetineerden vriendschap en begrip. Ondertussen schrijft Luc meedogenloos eerlijk over zijn leven én Katrien, het is zijn verzet tegen een uitzichtloos bestaan.
‘Ik heb erover nagedacht; ik schrijf voor mezelf. Ik heb geen getuigen nodig, geen oordelen van anderen, of opbouwende kritiek of wat ze dan ok doen in die schrijfgroep. Mijn enige ambitie is mezelf te overtuigen dat ik besta. Luc was here. Zoiets. Inpluggen op het onderbewuste doen ze maar in die groep.’
Een inkijkje in het hoofd van een levenslang gedetineerde, dat is wat Otten de lezer met haar personage Luc biedt. Een bijzonder interessant en realistisch inkijkje: hoewel Otten geen verhalen uit haar eigen ervaring letterlijk gebruikt om de privacy van de gedetineerden te waarborgen, is duidelijk dat ze in haar werk veel inzicht heeft opgedaan over hoe het voor een mens moet zijn om letterlijk geen uitweg, geen toekomst meer te hebben.
‘[…] kijk dat schrijf ik allemaal op achter elkaar zonder punten komma’s of van die shit weet ik veel als ik schrijf beweeg ik tenminste staat de tijd niet stil ik zweer je mij krijgen ze niet gek ik doe mijn ding [...].’
Wat betekenen begrippen als ‘vrijheid’ nog wanneer je levenslang, dag in, dag uit op dezelfde locatie verblijft, je medegedetineerden ziet komen en gaan en er voor jou niets meer verandert? De dagboeken van Luc lezen als een stream of consciousness, fragmenten zonder punten of komma’s, opsommingen, abrupt afgebroken zinnen zonder einde.
‘Katrien zei trouwens iets dergelijks toen ze me uitnodigde te komen schrijven, mijn verhaal. Ze zei dat “liegen ook mag”, fictie. Volgens haar kom je dan zelfs vaak ‘dichter bij de waarheid’.’
In Een van ons wordt de grens tussen feit en fictie opgezocht. Hoewel Katrien duidelijke overeenkomsten vertoond met de activiteiten van de auteur, ga je er als lezer van uit dat deze roman verzonnen is. Otten laat ons echter twijfelen door een getalenteerde medegedetineerde en protegé van Luc, bij zijn vrijlating, het dagboek van Luc naar buiten te laten smokkelen en aan Katrien te overhandigen met de mededeling daar iets mee te doen. Al deze langgestraften niet langer onzichtbaar te laten zijn.
En onzichtbaar zijn Luc en zijn medegedetineerden zeker niet. Een van ons maakt de kijk op het ‘leven’ in de gevangenis anders en zet de lezer aan het denken, zonder een beroep te doen op medelijden of de lezer deelgenoot te maken van misdrijven of andere schokkende beschrijvingen.
Een van ons is geen boek om het drama, om de actie, maar zoekt juist de psychologische kant op. Hoe overleeft een mens in totale isolatie, zonder vooruitzicht. Otten slaagt erin een (voor veel lezers) onbekend deel van de menselijke psyche bloot te leggen in de niet-alledaagse omgeving van de penitentiaire inrichting. Een interessant staaltje literatuur, zowel voor mensen binnen als buiten het gevangeniswezen.
Reageer op deze recensie